Afgelopen week bezocht ik de inauguratie van hoogleraar e-mental health Heleen Riper. Haar carrière vormt een afspiegeling van de ontwikkeling van e-mental health in Nederland: van pionieren, inbedden in de praktijk naar een nieuwe generatie e-mental health. Van de eerste plannen voor een online zelfhulpprogramma toen de zorg nog nauwelijks online was, tot nieuwe mogelijkheden voor monitoring en gepersonaliseerde behandelingen via onze smartphones.
Heleen Riper wordt gezien als één van de grondleggers van e-mental health in Nederland. Na een periode van vijftien jaar consistent en intensief onderzoek, zette zij de kroon op haar werk met een duidelijke boodschap: ‘e-mental health toepassingen moeten persoonlijker en aantrekkelijker en veel beter en slimmer worden onderzocht'. Het is direct de volwassenwording van een vakgebied, dat met de benoeming van Riper definitief op de kaart is gezet in Nederland. Dit is ook te danken aan haar persoonlijkheid. Haar gedrevenheid en doelgerichtheid zijn enorm. Daarnaast heeft ze bijzondere humor en charme die ook in haar oratie naar voren kwam.
Haar inhoudelijke ontwikkeling heeft zich afgespeeld in drie fasen die de ontwikkeling van het e-mental health vakgebied in mijn ogen goed beschrijven.
Fase 1 - Pionieren
E-mental health zoals we dat nu kennen bestond in 2000 nog niet in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in Nederland. Maar op het Trimbos-instituut ontstonden bij Heleen al de eerste plannen om een online zelfhulpprogramma voor mensen met problematisch alcoholgebruik en depressieve klachten te ontwikkelen. Een grote groep mensen die door de reguliere hulpverlening niet werd bereikt zou via het internet thuis kunnen werken aan herstel. Na een fase van ontwikkelen en onderzoeken werd duidelijk dat zij een veelbelovende weg was ingeslagen. Internetzelfhulp bleek beter dan nietsdoen en waarschijnlijk even effectief als face-to-face behandeling.
Heleen voelde het als haar plicht om dat wereldkundig te maken. Zo legde ze contacten met andere universiteiten, organiseerde een internationaal e-mental health congres en gaf leiding aan een groot prestigieus VWS-project, Mentaal Vitaal. Zo kwam er een stroom aan nieuwe e-mental health programma’s beschikbaar voor uiteenlopende problematieken en groeide haar afdeling. Onderzoekers vanuit Nederland en daarbuiten vlogen het Trimbos-instituut in en er was volop creativiteit. Je zou dit de eerste fase kunnen noemen in de e-health carrière van Heleen, die zij afsloot met een promotie-onderzoek naar online zelfhulpprogramma ‘Minderdrinken.nl’. Zij kon zich inmiddels Dr. E-mental health noemen.
Fase 2: Verbinden met de praktijk
In haar overstap naar de VU begon zij aan een volgende fase van onderzoek vanaf 2010. Dat was het begin van de periode dat ggz-instellingen de mogelijkheden van e-mental health begonnen te ontdekken. Hierin werkte zij nauw samen met ggz-instelling inGeest en startte een onderzoekslijn gericht op ‘blended care’. Het werd snel duidelijk dat er nieuwe onderzoeksvragen rezen zoals ‘wat is een geschikte mix van face-to-face en digitale zorg’? Wat is eigenlijk de kosteneffectiviteit van een gemengde behandeling.
Wat is een geschikte mix van face-to-face en digitale zorg?
Kon de belofte dat e-mental health de ggz-zorg beter en goedkoper zou kunnen maken, wel worden waargemaakt? Heleen werd projectleider van Horizon 2020, een groot Europees onderzoek naar blended care voor depresssie, waarin tien Europese landen samenwerken. In een groep van 1200 cliënten wordt de kosten-effectiviteit van blended care onderzocht. Heleen riep ook in haar oratie op om meer in te zetten op verder onderzoek naar blended care, omdat veel vragen nog onbeantwoord zijn. De verzekeraar beloont blended e-mental health al met een hoger tarief, maar de onderbouwing van de effecten is nog heel dun.
Ook de opkomst van de smartphone bood in deze tweede fase van haar onderzoekscarrière nieuwe mogelijkheden van monitoring en feedback. Heleen breidde haar onderzoeksactiviteiten uit naar Duitsland en Denemarken en haalde grote Europese subsidies naar de VU dat ze verder op de kaart zette met de oprichting van het Triple-E, het eHealth onderzoeksnetwerk van de VU, VUMc, GGZ inGeest en EMGO+.
Fase 3: Na de hype: een nieuwe generatie e-mental health
De derde fase van haar carrière dient zich nu aan. In haar oratie was ze glashelder. De inzet van blended e-mental health in de ggz is wel innovatief maar volgens Heleen zeker niet disruptief geweest. Het gebruik van e-mental health in de praktijk is laag om verschillende redenen. In haar analyse moeten we een nieuwe weg inslaan in het ontwikkelen en aanbieden van e-mental health interventies. We moeten af van de one size fits all gedachte.
“We moeten af van de ‘one size fits all’- gedachte"
Het is belangrijk om meer te personaliseren. Het opbouwen van een persoonlijk profiel maakt het mogelijk om beter te voorspellen wat wel en niet werkt. Een meer precieze ggz dus. Ook moeten eHealth programma’s meer ‘engagen’. Het moet aantrekkelijker, verleidelijker, speelser en relevanter dus, een geluid dat je ook terug hoort bij discussies over eHealth buiten de ggz.
De mogelijkheden die de smartphone biedt om meer persoonlijke data te verzamelen, kan hiervoor de basis vormen. Met behulp van Ecological Momentary Assesment (EMA) kun je met behulp van apps veel meer en vaker data verzamelen over de mentale gezondheid en omstandigheden van mensen. Dit moet de basis vormen voor meer relevante eHealth toepassingen die ook in het moment kunnen ondersteunen.
Ook data uit sensoren en het internetgebruik van mensen kan helpen bij het signaleren van psychische klachten en het op maat aanbieden van feedback of begeleiding. Social media gedrag of het type muziek dat je luistert via Spotify zou een voorspeller kunnen zijn voor het ontstaan of verergeren van psychische klachten. Er is behoefte aan slimme algoritmen die de tsunami aan ‘big data’ kan kanaliseren. Wat is relevant en wat is ruis? De samenwerking tussen de vakgroepen klinische psychologie en artificiële intelligentie kan hierin heel vruchtbaar zijn binnen de VU. Je ziet deze benadering ook terug binnen andere universiteiten zoals de Universiteit Twente.
Als de oratie van Heleen Riper één ding duidelijk maakt, is het dat relevante onderzoeksvragen nog verder beantwoord zullen moeten worden, in een tijd waarin ons technologische landschap razendsnel verandert. Hopelijk groeit met de inauguratie van Professor Riper de aandacht voor de cruciale vragen die de digitale innovaties in de ggz versnellen.
Hoi Jorne Grolleman,
De stichting Jacana ondersteunt kleine Afrikaanse ondernemers. Onlangs is dhr. Godfrey in ons programma opgenomen. Hij gaat een E-Health platform in Zambia uitrollen en heeft daarvoor een waardevol lokale netwerk. Ik ben opzoek naar experts op het gebied van E-Health die hem zouden kunnen en willen ondersteunen. Zijn profiel met een korte video pitch is te vinden op: http://jacana.help/project/018-online-health-care . Alle input is welkom. Alvast bedankt, Rik Haanen voorzitter http://jacana.help
Beste Rik,
Jullie ondersteunen een bijzonder project. Je kunt me bereiken via 06-83200252 als je wil kennismaken. Ik denk graag met je mee.
Hartelijke groet,
Jorne Grolleman