Digitale hulpmiddelen zoals wearables, apps en andere technologieën die gericht zijn op het verhogen van fysieke activiteit zijn niet effectief voor mensen in lage sociaaleconomische statusgroepen. Die conclusie trekt een groep Britse onderzoekers, nadat ze meer dan 19 randomized controlled trials gepubliceerd tussen 1990 en 2020 onderzocht hebben.
In de publicatie (The effectiveness of digital interventions for increasing physical activity in individuals of low socioeconomic status: a systematic review and meta-analysis) keek een groep onderzoekers naar 19 studies, die tussen 1990 en 2020 uitgevoerd werden. Specifiek naar randomized controlled trials, met een interventie- en controlegroep, waarbij digitale hulpmiddelen als interventie werden ingezet met als doel meer lichaamsbeweging of fysieke activiteit stimuleren. De controlegroep kreeg geen digitaal hulpmiddel zoals een app of wearable, de interventie-groep wel. Ook bevatten de 19 studies data over sociaal-economische status van de onderzoeksdeelnemers.
Het resultaat van de meta-analyse: digitale tools zoals wearables en apps verbeteren de fysieke activiteit van mensen met een lage sociaal-economische status (SES) niet.
Fitbit voor fitte mensen
“Digitale interventies gericht op lichamelijke activiteit vertonen geen gelijkwaardige werkzaamheid voor mensen met een lage en hoge SES (sociaal-economische status). Voor mensen met een lage SES is er geen bewijs dat digitale interventies voor lichamelijke activiteit effectief zijn, ongeacht de gebruikte gedragsveranderingstechnieken. Daarentegen duiden dezelfde interventies bij deelnemers met een hoge SES wel op effectiviteit”, schrijven de auteurs van de review.
Met andere woorden: wearables zoals Fitbit en Apple Watch zullen eerder gedragen worden en effect sorteren bij deelnemers met een hoge(re) sociaal economische status.
Data uit eerdere onderzoeken
De onderzoekers namen 19 studies op in hun analyse. In groepen met een lage sociaaleconomische status vonden ze een gestandaardiseerd gemiddeld verschil in fysieke activiteit tussen interventie- en controlegroepen van 0,06. In groepen met een hoge sociaaleconomische status vonden onderzoekers een gestandaardiseerd gemiddeld verschil van 0,34.
De studies gebruikten een reeks digitale technologieën en technieken voor gedragsverandering (behaviour change techniques) in hun interventies, maar de belangrijkste bevindingen waren consistent in alle subgroep-analyses. Ook was geen verband met het aantal of het type gedragsveranderingstechnieken die de wearables en apps gebruikten, schrijven de auteurs.
Lage SES
De auteurs van de meta-analyse geven als aanbevelingen dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar welke gedragsveranderingstechnieken wel kunnen helpen voor groepen met een lage sociaaleconomische status. En of en hoe de betrokkenheid verschilt tussen groepen die verschillen in sociaaleconomische status. Ook bevelen ze aan om te onderzoeken of lagere digitale gezondheidsvaardigheden van invloed kunnen zijn op iemands fysieke activiteit. Het lijkt logisch dat digitale hulpmiddelen minder effect sorteren wanneer iemand weinig of geen digitale vaardigheden heeft.
"Digitale interventies worden gezien als een hulpmiddel om ongelijkheid en gezondheidsverschillen te verminderen. Deze studie suggereert dat - gelet op lichamelijke beweging - het tegenovergestelde waar is. Juist de mensen die het meeste baat zouden hebben bij deze interventies, blijven achter", aldus de Britse onderzoekers. Reden voor product- en app-ontwikkelaars, onderzoekers en beleidsmakers om bij de ontwikkeling van digitale interventies meer inspanningen te leveren om te voldoen aan de behoeften van iedere gebruiker, en zeker mensen met een lage sociaaleconomische status.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!