Vandaag verscheen de vierde editie van de Nictiz eHealth monitor. Daarin rapporteren eHealth denktank Nictiz en onderszoeksinstituut NIVEL jaarlijks over hun brede onderzoek naar de penetratie en het gebruik van eHealth toepassingen in Nederland.
Het hart van de monitor is een grote hoeveelheid neutrale tabellen met cijfers over het eHealth aanbod van zorgaanbieders, de manier waarop ze onderling digitaal communiceren en het gedrag en behoefte van zorgconsumenten aan digitale zorgdiensten.
Gaat het nu goed of slecht met eHealth?
Op een aantal belangrijke gebieden zit er nog weinig groei in de toepassing van eHealth, vertellen de tabellenbijlages van de 2016 editie van de monitor. Of het goed of slecht gaat met eHealth in Nederland, ook in vergelijking met het buitenland, dat is een subjectieve vraag waarop de tabellen op zich geen antwoord geven. Definiëren we ‘goed’ als een toename in alle rubrieken? Of is het eerder een kwalitatief criterium: niet het aantal videoconsulten, maar de tevredenheid van de patiënt is leidend. Je kunt daar een flinke boom over opzetten (en dat gebeurt ook op diverse congressen en symposia).
De politieke context van de eHealth monitor
Sinds 2014 is het echter moeilijk om de monitor los te zien van de politieke context. In dat jaar stuurde Edith Schippers vanuit een ik-ben-dat-getreuzel-helemaal-zat perspectief de Tweede Kamer een brief met een drietal superconcrete eHealth doelstellingen. Binnen vijf jaar (dat is inmiddels dus over drie jaar) moet bijna alle chronisch zieken toegang hebben tot hun medische gegevens, moeten zelfmanagement en monitoring op afstand de normaalste zaak van de wereld zijn en moet iedereen die thuiszorg ontvangt via een beeldscherm 24 uur per dag met een zorgverlener kunnen communiceren.
Vanaf het moment dat Edith Schippers haar eHealth beleid koppelde aan harde (en ambitieuze) doelstellingen werd de eHealth monitor indirect ook een peilstok voor het succes van dat beleid. Toch zijn de genoemde doelstellingen voor 2019 niet zo eenduidig als ze op het eerste gezicht lijken. Je kunt er namelijk op twee manieren naar kijken.
Landbouwstatistieken uit Rusland?
De eerste invalshoek is om doelstellingen te beschouwen alsof het om een nutsvoorziening gaat, zoals wegen, riolering of elektriciteit. Dan is de interpretatie voor het behalen ervan: het gaat niet om het gebruik, het gaat om de beschikbaarheid ervan voor hen die dat willen. Wanneer alle dokters videoconsults aanbieden, maar geen enkele consument er gebruik van maakt, dan is de doelstelling in deze visie toch gehaald. In deze interpretatie van de doelstellingen schuilt een gevaar. Denk aan de manier waarop de Chinese of Russische planbureaus vroeger euforische statistieken over landbouw of fabrieken de wereld in stuurden. Volgens de rapporten waren er aardappels, auto's en fietsen voor iedereen. De burger wist wel beter. Maar dat kan de liberale Schippers niet bedoelen.
Wat meten we: vraag, aanbod of hun wisselwerking?
De andere interpretatie van de doelstellingen (die veel meer bij Schippers’ gedachtegoed past) gaat uit van de vraag van de zorgconsument. Hoeveel behoefte is er aan de diensten die de minister benoemt, en bedienen we de groep die digitaal wil werken op een goede manier? Met deze tweede invalshoek is een stelling dat tachtig procent van de consumenten eHealth dienst A, B of C moet kunnen gebruiken niet logisch. Je denkt veel meer vanuit het perspectief van een venture capitalist of ondernemer, en je gaat niet uit van de totale markt maar van de zogeheten adresseerbare markt. Wie zit te wachten op mijn product en heeft de bereidheid om het te gaan gebruiken? Dat perspectief valt overigens ook samen met dat van veel zorgaanbieders: wie zit er op te wachten als ik investeer in deze dienst?
Met 16 procent gebruik kun je 90 procent marktdekking hebben
Neem de doelstelling van beeldbellen. Voor het (grootste) deel van de Nederlanders zonder zorgvraag zal dit geen behoefte zijn, zelfs geen latente. Voor de rest is wellicht een kwart, en dan niet eens altijd, geïnteresseerd in die dienst. Wanneer je die adresseerbare markt van - laten weg zeggen - twaalf procent van de Nederlanders in een bepaald peiljaar optimaal bedient, doe je het dus heel goed.
De lastigheid is natuurlijk dat om die twaalf procent te bedienen, deze consumenten bij honderd procent van de zorgaanbieders terecht moeten kunnen met hun vraag. Anders wordt een bepaald deel van die twaalf procent niet optimaal geserviced met eHealth.
Hoe zit het met product/markt fit?
En daarmee lijkt het aanbod, en niet de vraag, toch het meest betrouwbare meetcriterium te zijn voor de doelstellingen. Met het gevaar dat je niets zegt over de consumentenvraag en de kwaliteit van dat aanbod.
De eHealth monitor geeft al jaren een consequente indicatie over de lastige wisselwerking tussen vraag en aanbod. Zorgaanbieders zeggen veel meer eHealth aan te bieden dat hun cliënten feitelijk gebruiken. Sterker nog: ze zeggen dat die zorgconsument vaak niet op de hoogte is van alles wat al mogelijk is. Die consument zegt desgevraagd veel meer behoefte te hebben aan eHealth diensten dan wat met het huidige aanbod mogelijk is.
In ondernemerstermen noem je dat een slechte product/markt fit. In plaats van al te nadrukkelijk vast te houden aan de absolute percentages van de VWS-doelstellingen, lijkt het productiever om het succes van eHealth beleid af te meten aan het bij elkaar brengen van het aanbod van zorgaanbieders en de wensen c.q. eisen van de zorgconsument.
Trackbacks & Pingbacks
[…] post Blog: de eHealth monitor als peilstok voor eHealth beleid appeared first on […]
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!