Steeds meer gebruikers slaan steeds meer persoonlijke gegevens over hun gezondheid op in de cloud. De groeiende populariteit van de activiteitentrackers, stappentellers, en apps van Nike, Fitbit, Withings en Jawbone zorgen voor een explosie van data over caloriegebruik, gewicht, bloeddruk, hartslag en gelopen afstanden. Niemand twijfelt er meer aan dat we in de komende jaren nog veel meer persoonlijke gezondheidsgegevens in de cloud gaan opslaan.
Van wie zijn je gegevens?
Van wie zijn die gegevens eigenlijk? Kun je er altijd bij? Kun je ze downloaden of gebruiken in een andere app? Goede vragen, waarop het antwoord voor de meeste gebruikers niet eenvoudig te achterhalen is. Tot voor kort waren de meeste aanbieders eenkennig en hun systemen gesloten. Dat is inmiddels deels veranderd. Jawbone, Withings, Nike en Fitbit hebben sinds dit jaar bijvoorbeeld een zogeheten publieke API (Application Programming Interface) beschikbaar. Daarmee kunnen softwareontwikkelaars – mits voorzien van de juiste inloggegevens – opgeslagen gegevens opvragen bij de website van de maker van de gadget en daarna verwerken in hun eigen websites en apps.
Stel: je houdt je bloeddruk bij met de Withings bloeddrukmeter en je hardloopgegevens in RunKeeper. Door de API is het nu bijvoorbeeld mogelijk om je met Withings gemeten bloeddruk zichtbaar te maken in je RunKeeper omgeving. Het werkt eenvoudig: je laat op je Withings account weten dat je ermee instemt dat RunKeeper voortaan je bloeddrukgegevens mag ophalen en weergeven. De ontwikkelaars van RunKeeper maken daarmee gebruik van de API van Withings om toegang te krijgen tot je data. Vergelijk het met de manier waarop je je Facebook inlog gebruikt om toegang te krijgen tot een bepaalde site of app. Andersom werkt trouwens ook: je kunt in je Withings app hardloopgegevens zichtbaar maken, door Withings toestemming te geven om op de RunKeeper site hardloop data op te halen.
Je gaat niet al je gezondheidsgevens in vier of vijf apps bekijken
Dat levert overigens ook meteen een nieuwe vraag op. Je gaat niet alle gezondheidsgevens in vier of vijf apps bekijken. Gezondheidsconsumenten kiezen degene die het prettigste werkt, of waar ze ooit mee begonnen. Leveranciers van gadgets hebben er veel bij te winnen wanneer hun app het meest aantrekkelijk is als centrale app, waarin gebruikers de data van andere leveranciers bekijken. Iedere aanbieder wil dat centrale platform zijn, ook de bestaande platformgrootmachten. kijk er niet van op wanneer iTunes op de duur ook een tab ‘persoonlijke gezondheid’ krijgt, wanneer Google + een calorieteller aan boord heeft, of wanneer Facebook opeens ook overweg kan met stappentellers en weegschalen.
Het lijkt er dus op dat persoonlijk gegevens niet in volkomen afgesloten silo’s zijn opgeslagen. In theorie kun je erbij. De praktijk is weerbarstiger. Iedere aanbieder van gezondheids hardware en apps gebruikt namelijk een eigen manier om je data op te slaan, en alle API’s naar die data werken anders.
Stel dat ik als aanbieder van een dieet-app de gegevens van slimme draadloze weegschalen wil gebruiken. Ik wil immers niet dat mijn gebruikers hun gewicht handmatig moeten invoeren als ze zo’n handige weegschaal thuis hebben staan. Mijn programmeurs zullen dan koppelingen moeten programmeren met de data-opslag van de meest populaire weegschalen. In juli 2013 kom je een heel eind wanneer je weegschalen van Withings en Bodymedia ondersteunt, maar om compleet te blijven zul je alle populaire modellen en merken moeten ondersteunen. Tel daar ook nog alle bloeddrukmeters en stappentellers bij, en mijn programmeurs doen uiteindelijk niets anders meer dan koppelingen maken, terwijl ze eigenlijk mijn app slimmer en uitgebreider zouden moeten maken.
Of neem een ziekenhuis (zoals het Radboud REShape Center) dat patiënten online een persoonlijk gezondheids dossier wil bieden. Het ligt voor de hand dat je daarin naast je medische gegevens ook je gewicht, activiteit, bloeddruk en een toenemende hoeveelheid gezondheidsdata wil kunnen opslaan. Ook hier is het ontwikkelen van tientallen individuele koppelingen geen aantrekkelijke optie voor een ziekenhuis.
Het idee is simpel (al wordt het op die typische Silicon Valley manier verkondigd alsof men alle grote wereldproblemen feitelijk heeft opgelost).
De tijd is dus rijp voor initiatieven als Human Api, een startup in Silicon Valley die de ambitie heeft om een standaard voor gezondheidsdata neer te zetten. Het idee is simpel (al wordt het op die typische Silicon Valley manier verkondigd alsof men alle grote wereldproblemen feitelijk heeft opgelost). Als iedere aanbieder gezondheidsdata op een standaard manier opslaat, en een standaard API aanbiedt, dan wordt de toegang tot gezondheidsdata in de cloud technisch gezien kinderspel.
Dit idee kun je op twee manieren uitvoeren. De eerste optie: iedere aanbieder zorgt ervoor dat de eigen software en apps werken volgens de standaard. Die standaard moet dan wel een breed draagvlak hebben. De tweede optie: je ontwikkelt een centrale site, die koppelingen heeft met de API’s van alle leveranciers. Het vuile werk is dan al gedaan. Softwareontwikkelaars hoeven geen koppelingen meer te maken naar alle losse aanbieders, maar kunnen via de centrale site gegevens ophalen. Een bijkomend voordeel van die laatste aanpak is dat je gegevens net meer zijn opgeslagen bij een groot aantal leveranciers, maar in je eigen account op een centrale plaats. Gebruik en privacy van je data zijn daarmee in theorie beter te reguleren.
Die laatste optie lijkt de strategie te zijn die Microsoft met zijn HealthVault product wil gebruiken. HealthVault is een online dossier waarin consumenten hun gezondheidsdata kunnen opslaan, inclusief de data van bijvoorbeeld de huisarts of specialisten. Zolang Microsoft maar alle gangbare apparatuur en apps van derden ondersteunt, heb je als gebruiker alle data op één plek. Daarmee is HealthVault een interessant platform voor overheden en zorgorganisaties, zij hoeven immers zelf niet te investeren in die koppelingen met stappentellers, weegschalen en bloedrukmeters. Dat doet Microsoft, hopen de gebruikers van HealthVault. De vraag is natuurlijk wel hoe snel Microsoft zal zijn met de ondersteuning van producten van bijvoorbeeld Apple wanneer deze aanbieder de gezondheidsmarkt betreedt.
Microsoft heeft zelf een standaard ontwikkeld voor de opslag van gezondheids gegevens.
Microsoft heeft zelf een standaard ontwikkeld voor de opslag van gezondheids gegevens. Human API wil juist dat een standaard niet aan een onderneming gebonden is, maar in het publieke domein ligt. Dat klinkt sympathiek, maar het is nog de vraag of het piepkleine Human API voldoende kritische massa krijgt om te kunnen concurreren met de deels door eigenbelang gedreven standaarden van de grotere spelers. Op 7 juli stelde Human API tijdens een gezellige programmerwedstrijd in San Francisco de eerste versie van zijn standaard en API voor. In de incrowd van de Amerikaanse quantified selvers (de gezondheidshackers die alles meten wat er te meten is aan je lichaam) is de Human API nu al een hit, maar volgt men ook de prille initiatieven activiteiten van vergelijkbare initiatieven als Quantify.io, de buitenwereld zal nog even moeten wachten op tastbare producten.
Wellicht goed hier te lezen https://www.smarthealth.nl/2013/07/24/hereismydata-het-nieuw-elektronisch-patienten-dossier-epd/