Tot zo’n zeven jaar geleden kwamen mensen uit mijn omgeving geregeld naar mij toe met vragen over hun computer of mobiele telefoon. Ik studeerde informatica en dan verwacht men dat je alles weet van blauwe schermen, gebarsten schermen, trage computers en snelle virussen. Inmiddels hoef je geen IT-achtergrond te hebben om je tablet in te stellen, de nieuwste zelfmeting app toe te passen of een EEG hoofdband te gebruiken. ICT, en daarmee eHealth, is zo intuïtief geworden dat we er allemaal vrijwel probleemloos mee om kunnen gaan. Allemaal? Nou ja, iedereen met toegang tot digitale technologie en basale kennis zoals het gebruik van Google. Wie kan dat nu niet? Nou, minimaal zo’n 2 miljoen mensen wordt het wel erg lastig gemaakt!
Eind vorig jaar blogde ik over de innovatieparadox van eHealth: degenen die de grootste behoefte hebben aan de voordelen van een innovatie zijn over het algemeen de laatsten die de innovatie (kunnen) adopteren en dus gebruiken. Ruim een half jaar later zie ik om mij heen veel gebeuren in de geest van die innovatieparadox of nog erger,
“Degenen die de grootste behoefte hebben aan een innovatie zijn vaak de laatste die deze (kunnen) gebruiken"
op sommige plekken in de maatschappij ontstaat dankzij de inzet van technologie (waaronder eHealth) een kloof, een digitale kloof. Net als de innovatieparadox is de digitale kloof een term die minstens al tien jaar oud is. De kloof splitst de maatschappij op in mensen die wel kunnen profiteren van digitale technologie en zij die hier niet van kunnen profiteren. In combinatie met de innovatieparadox staan aan de ene kant van de kloof mensen die het meeste hebben aan voordelen van een innovatie, maar hier niet van kunnen profiteren. Aan de andere kant staan mensen die wel kunnen profiteren van digitale technologie, terwijl zij er relatief gezien niet enorm veel baat bij hebben: zonder de technologie redden zij zich ook wel.
Twee miljoen Nederlanders
Het lijkt er misschien op alsof ik met woorden en definities zit te goochelen. Meer tot de verbeelding spreekt de Zembla uitzending van 1 april dit jaar waarin op een pijnlijke manier duidelijk wordt dat al die technologie die mijn leven zoveel gemakkelijker maakt, andere mensen dieper in de problemen brengt. Zo zien we dat mensen zoals Liesbeth, die een groep van zo’n 2 miljoen (!) Nederlanders vertegenwoordigt, meer en meer in de war raakt van alle digitale hulpmiddelen die toch juist bedoeld zijn haar leven simpeler te maken. Hoe zou iemand als Liesbeth reageren als haar huisarts verwacht dat ze met een app zelfmetingen verricht, voordat ze op spreekuur kan komen? Of dat ze alleen nog maar langs kan komen als ze digitaal een afspraak heeft gemaakt, met haar DigID?
Nog schrijnender werd voor mij de situatie toen ik bij onderwijs- en zorgorganisaties was die het WiFi-netwerk bewust voor verstandelijk beperkte leerlingen en cliënten afsloten. Soms omdat men bang is dat mensen met een beperking het internet gebruiken om seksueel ongepaste informatie te zoeken en te verspreiden, soms omdat men ervan overtuigd is dat mensen met een IQ onder de 90 simpelweg geen gebruik kunnen maken van digitale technologie. Als ik voorzichtig vraag of de mening van de leerlingen en cliënten weleens gevraagd is, blijft het niet soms alleen angstvallig stil, men kijkt mij meewarig aan: hij heeft het duidelijk niet begrepen.
Iedereen moet mee kunnen doen
De media staat immers bol van verhalen over sexting, bangalijsten en andere negatieve gevolgen van het gebruik van digitale technologie. Oké, point taken, maar als we mensen niet leren om te gaan met digitale middelen, hoe kunnen we dan verwachten dat ze straks hun persoonlijk gezondheidsdossier vullen? Als we ze niet vertrouwen met een smartphone, hoe moeten ze dan in staat zijn zelfstandig (zonder professionele begeleiding) naar het ziekenhuis te reizen? De participatiesamenleving houdt niet alleen in dat we meer de regie in eigen handen krijgen, maar ook dat we het mogelijk maken dat iedereen mee kan doen.
“We vergeten dat er mensen zijn die nog niet digitaal volwassen zijn, maar dat wel graag willen worden"
Toen technologie als ingewikkeld werd beschouwd, vonden we het heel normaal om vragen te stellen. We vonden het niet vreemd dat we iets nieuws moesten leren en we accepteerden dat we soms stomme dingen deden op weg naar digitale volwassenheid. Nu deze digitale volwassenheid onze tweede natuur is geworden, vergeten we dat er mensen zijn die nog niet zo volwassen zijn, maar dat wel heel graag willen worden. Als we willen dat het effect van eHealth op grote wijze in de maatschappij gevoeld wordt, moeten we stilstaan bij de behoeften van hen die er het meeste baat bij hebben. Die mensen moeten de gelegenheid hebben om vragen aan ons te stellen, om te leren en om dingen te doen waarvan we volgend jaar zeggen: dat was misschien niet zo slim, maar het heeft er wel toe geleid dat je de weg in het land van de digitaliserende gezondheidszorg beter kunt vinden.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!