De NZA publiceerde gisteren een brief die pleit voor een verregaande deregulering van de huisartsenzorg. De korte samenvatting? Maak het voor nieuwe toetreders gemakkelijker om huisarts-achtige diensten aan te bieden. Dat vergroot de keuze van de consument, en houdt traditionele zorgaanbieders een beetje scherp om betere diensten te leveren.
Het lijkt een overzichtelijke keuze voor minister Edith Schippers, die als liberaal een voorstander is van meer marktwerking in de zorg en van haar hart daaromtrent geen moordkuil maakt. Maar de bijna-val van het kabinet tijdens de vrije-artsen keuze wetsvoorstellen moet haar voorzichtiger hebben gemaakt.
Het is eenvoudig om van de deelnemers aan de discussie over nieuwe toetreders in de zorg twee karikaturen te maken. Aan de ene kant voorstanders van de Ubers en Airbnb in de zorg. Zij zullen de huisartsen beschrijven als de laatst overgebleven gilden. De golf- en zeilafspraken hebben hogere prioriteit dan weekendspreekuren. Protectionistische maatregelen houden de markt potdicht voor nieuwkomers. De huisarts heeft door het systeem van inschrijving op naam vaste abonnees zonder daar iets voor te moeten doen. Hij of zij zit als een broedse kip op het medisch dossier van de klant, en autoriteiten als de NZa en ZIN zorgen er voor dat nieuwe spelers geen aantrekkelijke huisartszorg mogen bieden buiten het systeem om.
Aan de andere kant de hoeders van een solidair, toegankelijk en kwalitatief hoogwaardig zorgstelsel. Moeten we willen dat slimme ondernemers met hippe apps en diensten de markt voor huisartszorg gaan afromen? Jonge, gezonde mensen die het kunnen betalen krijgen dan voor 99 euro per maand onbeperkt toegang tot een call-centre met goed opgeleide huisartsen. Met een druk op een knop in die app komt een dokter naar je huis, hotel of kantoor. Zeven dagen in de week, 24 uur per dag. En de huisarts met het basispakket blijft verantwoordelijk voor sociaal zwakkeren en chronisch zieken, en mag bovendien niet eens een extra vergoeding declareren voor een thuisbezoek. Een tweedeling tussen arm en rijk en de zorg die ze krijgen.
Nuance? Nuance?
De discussie is, zoals elke wezenlijke discussie, natuurlijk vele malen ingewikkelder en genuanceerder. Maar wat opvalt is dat een aantal aannames die slechts enkele jaren geleden nog als rotsvaste zekerheden golden mede onder druk van technologie toch vloeibaar worden. Neem het concurrentievoordeel dat de huisarts of specialist zou hebben als eigenaar van het medische dossier van de patiënt. Voor een gezonde twintiger of dertiger stelt dat dossier weinig voor, en kunnen nieuwe toetreders - zelfs die uit de fitnesshoek - misschien wel net efficiënter en aantrekkelijker een persoonlijk gezondheidsdossier bieden. Inclusief labuitslagen en diagnostiek. Dat de zorgaanbieder niet langer het primaat van het medisch dossier zal houden is inmiddels geen disruptieve gedachte meer bij een groeiende groep zorgaanbieders.
Het systeem van inschrijving op naam bij een huisartsenpraktijk van vlees en bloed is nu nog zo'n hoeksteen waar schijnbaar niet aan te tornen is. Maar in de directiekamers van de grote verzekeraars moet inmiddels toch wel eens de optie besproken zijn dat patiënten zich kunnen inschrijven bij een digital only huisarts (dochteronderneming van de verzekeraar), die dan ook elk kwartaal het NZa inschrijftarief mag declareren. Zo'n scenario, ongetwijfeld een nachtmerrie voor de Landelijke Huisartsenvereniging en de bezorgde artsen van Het Roer Moet Om, lijkt nu nog onrealistisch, los van de vraag of het wenselijk is.
In de NZa-brief behoudt de gewone huisarts nog het monopolie op de continue, persoonsgerichte, integrale (levenslang en levensbrede) zorg, die dan ook in het basispakket zit. Die staat volgens de NZa dan ook niet ter discussie, en wordt via het mechanisme van inschrijving op naam (deels) bekostigd. De huisarts krijgt ook nog betaald voor consulten, ketenzorg en innovatie.
Tegelijk zijn de NZa voorstellen voor deregulering van de niet-basisverzekerde zorg zo vergaand dat ze, als minister Schippers erin meegaat, de deur wagenwijd openzetten voor technologie-aanbieders die de zorgmarkt willen aanpakken zoals Uber de taximarkt aanpakt en Airbnb de hotelmarkt. Dit idee was vijf jaar geleden politiek ondenkbaar. Het is dus helemaal geen gekke gedachte dat de zekerheid van het inschrijftarief als bekostigingssmechanisme over vijf jaar ter discussie staat.
Landschap verschuift
Kortom: het is niet eenvoudig om te voorspellen wat op een termijn van drie tot vijf jaar acceptabel en politiek haalbaar is. Vijf jaar geleden kon je Uber en Airbnb nog niet eens als analogie gebruiken, omdat ze nog maar net een jaar bestonden. Op dezelfde manier zal de discussie over de huisartszorg in de komende vijf jaar vooral geleid worden door de manier waarop nieuwe toetreders zich zullen gaan verhouden tot de reguliere huisartszorg. Maar het advies om die nieuwe toetreders zo min mogelijk belemmeringen op te leggen zal bij de lobbyisten van de huisartsen de komende weken en maanden voor overwerk zorgen.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!