Hoewel ik niet bejaard ben, heb ik toch een beginnende staar in één oog. De evolutie of de Grote Maker Daarboven (SmartHealth heeft geen voorkeur) heeft mij aan de verkeerde kant van de staar-incidentie grafiek geparkeerd. Daarom moest ik enkele maanden geleden onder het mes.
Staar komt zo vaak voor dat de high-tech operatietechnieken steeds veiliger en beter zijn geworden. Internet biedt allerlei smakelijke en minder smakelijke video’s die laten zien hoe vernuftig de troebele lens door een piepkleine opening wordt vermalen, en de nieuwe lens door datzelfde gaatje wordt ingebracht en uitgeklapt als een miniatuur-paraplu.
De operatie viel dan ook mee. Ik kreeg van het ziekenhuis een folder mee met leefregels voor na de operatie. Nu viel die ingreep net samen met een stevige verbouwing in huis.
Zouden die verschillen in beleid nou ook tot curieuze bijeffecten leiden
De vraag hoe snel ik weer mocht bukken en tillen was voor mij aan de orde. De oogartsen in mijn lokale ziekenhuis schrijven in hun folder dat je beter niet kunt bukken, en minstens een week beter niets zwaars kunt tillen.
Ik heb geen autoriteitsprobleem, maar ik ben wel nieuwsgierig, en met internet heb je zo tientallen voorlichtingsfolders te pakken. Zo kwam ik erachter dat ik van de oogartsen in het AMC na de operatie alles mag doen, behalve “onnodig vaak bukken” en “zeer zwaar” tillen. Ja, daar kun je wat mee als patiënt, iedereen weet wel wanneer het echt nodig is om te bukken, en wanneer je overbodig bukt. Maar was ik in het St. Anna Ziekenhuis geopereerd, dan zou ik volgens hun brochure een week helemaal niet mogen bukken en tillen. Andere ziekenhuizen bieden allemaal net iets andere varianten.
Zouden die verschillen in beleid nou ook tot curieuze bijeffecten leiden? Wanneer je een ZZP’er in de bouw bent, kun je er dus voor kiezen om de staaroperatie niet in een lokaal ziekenhuis of kliniek te laten doen, maar naar het AMC te gaan. Daarvan mag je al weer sneller aan het werk in deze onzekere tijden.
Het lijkt niet waarschijnlijk dat stukadoors al die voorlichtingsfolders op Internet gaan napluizen om te kijken waar ze het snelst weer aan het werk mogen van de dokter. Maar hoe zit het nu echt? Je zou verwachten dat de Richtlijn Cataract (staar) 2013 van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap uitkomst biedt. Het is een kloeke publicatie met veel wetenschappelijke verwijzingen naar studies, en zelfs een hoofdstuk Postoperatief Beleid (pagina 92). Maar de woorden ‘bukken’ en ‘tillen’ komen er niet in voor. Ik vond zelf op Google overigens ook niet veel recente wetenschappelijke artikelen over tillen en bukken na een staaroperatie. Misschien omdat bejaarden, de grootste groep die deze operatie ondergaat, niet zo veel meer bukken en tillen.
Maar daarmee blijf ik wel met de vraag zitten waar die verschillen in de voorlichtingsfolders nu vandaan komen.
Ik blijf met de vraag zitten waar de verschillen in voorlichtingsfolders nu vandaan komen
In het gunstigste geval hebben al die verschillende oogartsen – alleen of in de maatschap - het wetenschappelijk bewijs voor en tegen tillen en bukken zorgvuldig afgewogen, en zijn ze na enkele gezellige studieavonden allemaal tot uiteenlopende conclusies gekomen.
Zou kunnen. Maar dat is vast veel werk. Ik zou ze dan ook aanraden om dat voortaan samen in NOG-verband te doen, met als prettig bij-effect dat de patiënt die een beetje rondklikt op Internet zich niet meer hoeft af te vragen waar de verschillen in richtlijnen vandaan komen.
En als het Gezelschap dan toch bezig is, laten ze dan ook even het druppel beleid meepakken. Ik druppelde trouw drie weken lang na de operatie twee soorten druppels, maar toen ik ermee ophield had ik opeens een knalrood oog. Mijn vrouw, die oncologie-verpleegkundige is, keek op het flesje en zei: “Geen wonder. Als je corticosteroïden opeens afbouwt, kun je een reactie verwachten. Je had het langzaam moeten afbouwen.” Ik wees haar nadrukkelijk op mijn voorlichtingsfolder met het druppel beleid: gewoon drie weken lang elke dag drie keer druppelen. Was zij dan oogarts of zo? Nou dan. Maar de twijfel was gezaaid. Mijn vrouw is dan wel geen oogarts, toegegeven. maar eigenlijk heeft ze wel vaak een punt.
En inderdaad: bij het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem en het St. Elizabeth Ziekenhuis in Tilburg, om er maar twee te noemen, bouw je in vier weken langzaam af naar 1 druppel per dag. Maar als je in Geldrop woont, moet je van het St. Annaziekenhuis net als ik in Tiel stug door druppelen. Zelfs nog een week langer dan ik moest doen. Toen ik bij een nacontrole opperde dat ik misschien langzaam had moeten afbouwen, kreeg ik van de staarconsulent natuurlijk de 'gaat meneertje zich met de behandeling bemoeien' blik.
De eerdergenoemde richtlijn van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap meldt: “Ook het postoperatieve gebruik van lokale antibiotica, steroïden en non-sferoïdale ontstekingsremmers (of combinaties hiervan) varieert tussen oogartsen. Er zijn geen gecontroleerde onderzoeken die geleid hebben tot het vaststellen van een specifieke voorkeur voor een bepaald postoperatief oogdruppel beleid.”
Dat is in ieder geval heldere taal. Maar weet je wat ik nu echt handig zou vinden?, zei ik tegen mijn vrouw.
Weet je wat ik handig zou vinden? 'n site waarop ik in één oogopslag al die patiënten folders en websites kan vergelijken
Een site waarop ik in één oogopslag al die patiënten folders en websites op dit soort zaken zou kunnen vergelijken. Als ik bij 97 procent van de oogartsen binnen een week mag bukken, dan zou ik dat eerder durven dan wanneer ik dat alleen mag van één of twee artsen met een afwijkende mening. Idem dito met de druppels. Het gaat me niet eens om de vraag wie in absolute zin gelijk heeft, die lijkt me veel te ingewikkeld. Daar zijn de oogartsen onderling ook niet over uit. Maar ik wil wel graag zien wat men nu best practices vindt, en in welke percentages.
“Dat is typisch iets wat het Kwaliteitsinstituut zal gaan doen”, vertelde een zorgbestuurder me, toen ik mijn staar-belevenissen aankaartte. Dat is een opmerking die ik de laatste tijd bij instellingen en verzekeraars steeds vaker hoor over deze nieuwe afdeling van het College van Zorgverzekeringen, die per 2014 van start moet gaan. Vanaf dan heet het CVZ voortaan overigens Zorginstituut Nederland. Als ik het zo aanhoor is de werklast van het Kwaliteitsinstituut voor de komende tien jaar al tot mythische proporties toegenomen. Ik denk dat het beleid over bukken en tillen na een staaroperatie niet hoog op de agenda staat, en geef ze eens ongelijk.
Maar een website met goede informatie over best practices bij allerlei behandelprotocollen zou toch wel ergens op een lijstje van het Kwaliteitsinstituut moeten staan. Waarschijnlijk hebben de specialisten er net zo’n baat bij als zorgconsumenten.
[accordion]
[acc title="Foto Credit: Dan Foy"]Dan Foy http://www.flickr.com/photos/orangeacid/with/5551169215[/acc]
[/accordion]
Het is interessant om te zien hoe 2 werelden elkaar ontmoeten op het gebied van e-health. De speelse, ontdekkende, niet-zo-precieze, consument-aansprekende digitale wereld en de nauwkeurige, serieuze, op langdurig klinische studies gebaseerde medische wereld. En ze hebben allebei gelijk. De medische wereld heeft gelijk: gezondheidszorg is geen gimmick, geen grapje. Het is een professionele business, soms letterlijk besluiten nemend met consequenties die leven of dood betekenen. De digitale wereld heeft ook gelijk: nieuwe technologieën duiken op, sensors, artificial intelligence en dat levert consumenten producten op met een mooi design, die je 'gewoon' eens moet uitproberen. Deze patstelling tussen de 2 werelden wordt momenteel al doorbroken. Door de consument te laten beslissen welke metingen hij/zij wel of niet met welk (formeel niet-medisch) apparaat zoals een smartwatch wil laten doen. De consument die dat vervolgens betaalt uit eigen zak. Meer vrije markt kun je niet hebben. Wat ik positief vind is dat de medische sector in NL nu toch duidelijk aan het vernieuwen is. Skypen met je huisarts wordt als dienst aangeboden, zodat je vanuit je werk in een aparte kamer even kan overleggen met de huisarts, zonder dat je een paar uur vrij hoeft te nemen. Ok, het zijn koplopers die dit aanbieden, maar de rest van de huisartsen zal in de loop van de jaren gaan volgen, verwacht ik. Kort en goed: we komen er in Nederland wel.