Afgelopen week sloot de consultatieperiode waarin de overheid en zorgpartijen reacties vroegen op de invoering van het zorgadresboek ZORG-AB. Dat is een landelijke voorziening met een adreslijst van zorgaanbieders en hoe je die veilig digitaal kunt bereiken. Zorgpartijen die samenwerken in de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ) en het zogeheten Informatieberaad willen zo’n gemeenschappelijke voorziening. Ze hadden eind december al besloten dat ZORG-AB als (voorlopige) gemeenschappelijke voorziening ingezet gaat worden.
Wat is het probleem waarvoor een landelijk adresboek een oplossing moet bieden? Artsen, apothekers en andere zorgaanbieders communiceren steeds vaker digitaal met elkaar, via beveiligde e-mail, via netwerken als het LSP, en via Medmij straks ook direct met de burger. Voor die communicatie is het cruciaal om te weten of de persoon met wie je denkt te communiceren ook echt die persoon is, hoe je hem of haar technisch kunt bereiken, of de communicatie veilig verloopt en of de persoon in kwestie de juiste rechten heeft om de betreffende informatie te mogen inzien.
Veel registers, geen adresboek
In Nederland is er nu nog niet één lijst van zorgaanbieders met hun (digitale) contactinformatie. Netwerken als het LSP en andere private partijen als Zorgdomein, Zivver, Zorgmail en de verzekeraars hebben eigen adresregisters die onderling nog niet of nauwelijks gekoppeld zien. Ze dekken ook andere behoeften. Verzekeraars gebruiken adresregisters bijvoorbeeld primair voor declaraties, aanbieders van veilige mail voor berichtenverkeer en ZorgDomein voor doorverwijzen.
Zorgprofessionals hebben een BIG-nummer om aan te tonen dat ze bevoegd zijn, een AGB-code om te kunnen declareren, en een UZI (Unieke Zorgverlener Identificatie) code om een elektronisch identiteit te hebben. Ook organisaties hebben AGB-nummers en een UZI-achtige code. ICT-aanbieders gebruiken ook weer eigen registers voor hun toepassingen. Ondanks die overvloed aan registers is er geen centraal adresboek met per persoon of organisatie noodzakelijke informatie om veilig digitaal met die persoon te kunnen communiceren. ZORG-AB moet die landelijke generieke functie gaan vervullen. ZORG-AB wordt dus geen nieuw register, benadrukt VZVZ, maar ontsluit gegevens uit de bronregisters.
ZORG-AB is al operationeel
De huidige versie van ZORG-AB, die al operationeel is, bouwt verder op het adresboek dat VZVZ bouwde voor het LSP, het landelijke netwerk waarmee huisartsen, apothekers en ziekenhuizen vooral medicatie-informatie kunnen uitwisselen. In dit adresboek zitten inmiddels 6000 unieke zorgaanbieders die dagelijks het LSP gebruiken. ZORG-AB moet veel meer zorgverleners kunnen bedienen. In het BIG-register zitten bijvoorbeeld alleen al ruim 75.000 artsen en ruim 205.000 verpleegkundigen. Het AGB-register bevat vele honderdduizenden zorgaanbieders en organisaties. Het ZORG-AB moet bovendien een open systeem zijn, dat niet alleen door het LSP wordt gebruikt, maar door alle partijen die digitaal en veilig met organisaties of individuen willen communiceren. Daarom is het bestaande adresboek van het LSP omgebouwd naar een systeem met algemeen beschikbare koppelingen voor softwaremakers. VZVZ werkte daarvoor samen met DXC Technology en Intersystems, die ook partners voor het LSP zijn.
ZORG-AB als onderdeel van meer overheidsregie?
Het beschikbaar maken van een landelijke zorg infrastructuur, met voorzieningen als een adresboek en een centraal toestemmingsregister, maakt deel uit van het streven van minister Tamara van Ark om meer regie te nemen in de gebrekkige digitale uitwisseling tussen zorgverleners. Ook de Patiëntenfederatie, bij monde van directeur Dianda Veldman, sprak zich uit voor het bouwen dergelijke nutsvoorzieningen, net als Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de samenwerkende verzekeraars.
ZN doet daarbij ook boter bij de vis, want de verzekeraars zijn de grootste financiers van VZVZ, die dus niet alleen het LSP, maar ook het ZORG-AB bouwt en exploiteert. Diverse partijen, zoals Privacy First, privacywatcher Wim Jongejan en Nuts, hebben in de afgelopen tijd de vraag gesteld of het private VZVZ wel de juiste partij is om een vitale generieke nuts-voorziening te beheren. Ze vragen zich ook af of zo'n voorziening wel centraal geregeld moet worden, in plaats van verdeeld over de systemen van de zorgaanbieders. Softwaremakers constateren binnenskamers dat onder de noemer van een generieke voorziening concurrentie plaatsvindt met hun diensten. Tegelijk lijken de meeste softwaremakers ervan overtuigd dat noodzakelijke landelijke voorzieningen er niet komen zolang het probleem van uitwisseling bij de ICT-bedrijven wordt geparkeerd. Daarvoor is er te veel concurrentie en marktafscherming. En dan is er ook nog het schrikbeeld van vele losse regionale initiatieven die onderling geen informatie kunnen uitwisselen.
Minister: balanceren tussen regie en wegblijven van LSP
De destijds kersverse Minister van Ark maakte in een Tweede Kameroverleg vorig jaar duidelijk in welke richting ze denkt. De Tweede Kamer vraagt terecht om regie, zei ze. “Maar we willen ook dat mensen zeggenschap hebben en dat ze over hun eigen gegevens kunnen beschikken. We willen dat de privacy wordt gewaarborgd en dat er mogelijkheden zijn voor een decentrale infrastructuur. We willen een gelijk speelveld voor leveranciers en met open standaarden kunnen werken.”
Het dilemma is volgens Van Ark dat enerzijds wordt gevraagd om regie vanuit de overheid: doe het beter, doe het sneller en deel die gegevens. “Anderzijds is de Kamer ook heel duidelijk over haar wens dat ik inhoudelijk weg moet blijven bij het Landelijk Schakelpunt.” Maar Van Ark liet dat direct volgen door de opmerking dat “het LSP wel degelijk een hele grote dekkingsgraad heeft.” Er is volgens haar al "heel veel" toestemming voor gegeven en er zijn ook "heel veel "zorgverleners bij aangesloten. En minstens zo belangrijk: “Er is ook heel veel in geïnvesteerd.” Het LSP zou volgens Van Ark dus een oplossing kunnen zijn om op korte termijn meer gegevensuitwisseling mogelijk te maken.
Van Ark vervolgde: “En als er dan generieke voorzieningen nodig zijn, kan ik me voorstellen dat die vanuit het ministerie worden aangewezen. Met andere woorden, dat ik die aanwijs en dat die voorzieningen daarmee ook een publiek karakter krijgen.”
Patiëntenfederatie: "ZORG-AB nu nog geen "nutsvoorziening".
ZORG-AB is nu nog niet de openbare voorziening waar Van Ark op doelt, hoewel het dat de facto wel wordt als het aan VZVZ ligt. Het Informatieberaad mag dan belangrijk zijn (of dat in ieder geval van zichzelf vinden), het heeft niet de bevoegdheid van de minister om een publieke voorziening aan te wijzen.
Volgens Marcel Heldoorn, manager digitale zorg bij de Patiëntenfederatie, moet er meer gebeuren om het patiëntenperspectief in het ZORG-AB voldoende te kunnen garanderen. Heldoorn: “De projecten Mitz en Zorg-AB zijn nog ontwikkelprojecten binnen VZVZ en nog geen zelfstandige/verzelfstandigde nutsvoorzieningen. Landelijk gezien is het gesprek over de vormgeving van de governance van dit soort generieke/nuts voorzieningen nog niet afgerond. Voor ons is het belangrijk dat er voor zulke voorzieningen een governance komt met een heldere rolverdeling: wat zijn de publieke doelen en wat is de rol van de voorziening. Je moet ook helderheid hebben over de visie op het non-concurrentieel deel (de nutsfunctie) en het concurrentieel deel dat wordt ingevuld door de marktpartijen."
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!