Wanneer je in Nederland als beleidsmedewerker, consultant of ambtenaar iets met zorg-ICT van doen hebt, dan maak je deel uit van een rondreizend circus waarin je dezelfde gezichten in een steeds wisselende combinatie tegenkomt. Mensen kennen elkaar vanuit een bijna ontelbaar aantal dwarsverbanden, commissies, stuurgroepen, programma’s, beraden en initiatieven. Zo rollen we nu eenmaal in de polder, en dat heeft voor- en nadelen.
In die uiteenlopende gremia proberen koepels van zorgaanbieders, vertegenwoordigers van patiënten, verzekeraars, ICT-leveranciers en de ambtenaren van het ministerie van VWS in een goedmoediger polder-versie van House of Cards hun belangen te verdedigen en puntjes te pakken. Het zogeheten Informatieberaad is de moeder van alle overlegtafels. De vaste vertegenwoordigers spreken elkaar het hele jaar door, en pakweg eens per kwartaal is er een grote meeting waarbij tout zorg-ICT present is. Wat informeel is voorbesproken, wordt daar gepresenteerd aan een groter publiek om te kijken hoe het valt.
Vrede op aarde en een betere zorginfrastructuur
Tijdens de vorige editie van het Informatieberaad in september kregen de zorgverzekeraars, samenwerkend in Zorgverzekeraars Nederland (ZN), het woord. Net als iedereen vinden ook zij dat we haast moeten maken met een betere digitale infrastructuur voor de zorg. Dat is net zoiets als vrede op aarde, daar kun je ook moeilijk tegen zijn. De verzekeraars vinden ook dat we daarbij vooral bestaande voorzieningen moeten hergebruiken. In hun geval betekent dit het Landelijk Schakelpunt, kortweg LSP. Daarin hebben ze via VZVZ (Vereniging van zorgaanbieders voor zorgcommunicatie) in de afgelopen jaren tientallen miljoenen euro’s geïnvesteerd. Binnen het LSP wisselen huisartsen, apothekers en in beperkte mate ziekenhuizen patiëntgegevens met elkaar uit, met een nadruk op medicatie-gegevens, maar inmiddels wel met miljoenen medische berichten per maand.
Omdat meer dan tien miljoen Nederlanders één of meer zorgverlener(s) toestemming gegeven hebben om hun dossier toegankelijk te maken voor andere behandelaars via het LSP, ligt het voor de hand dat de verzekeraars dit LSP ook zien als een mogelijke infrastructuur om patiënten toegang tot hun eigen dossier te geven. Een digitaal inzage-recht wordt in 2020 wettelijk verplicht en bijna alle huisartsen en apotheken zijn met hun systemen al op het LSP aangesloten, dus je kunt de verzekeraars niet kwalijk nemen dat ze hun infrastructuur naar voren schuiven.
Tien jaar is een ICT-eeuwigheid
Sinds de eerste schop van het LSP de grond in ging, pakweg tien jaar terug, is er veel veranderd in de manier waarop we tegen privacy, ICT-systemen en de rol van de zorgconsument aankijken. Bedenk: in 2007 had nog bijna niemand een smartphone en bestonden Uber, AirBnb en WhatsApp nog niet.
Eerste iPhone nog maar tien jaar geleden
Het MedMij programma - getrokken door de Patiëntenfederatie - denkt ook na over de manier waarop je de patiënt toegang zou kunnen geven tot zijn of haar eigen gegevens. Maar omdat ze daar tien jaar na het LSP over zijn gaan nadenken, komen ze tot andere oplossingen. Geen centraal landelijk schakelpunt, maar een systeem waarin zorgaanbieders en de apps die patiënten privé gebruiken decentraal en onderling met elkaar kunnen communiceren, op basis van duidelijke juridische en technische afspraken. Ambitieus en met nul garanties dat het echt gaat werken, maar wel vernieuwend en aangesloten op de tijdgeest.
De verzekeraars voelen aan dat de oude centralistische aanpak van het LSP bijstelling nodig heeft, en tegelijk willen ze vasthouden aan de stukken die goed werken en waar veel in geïnvesteerd is. Daarom is het dus een slimme move om tijdens het laatste Informatieberaad aan te kondigen dat ze een paar miljoen euro investeren in het bouwen van een prototype van een MedMij omgeving. Daarmee komen ze dichterbij het startend vuurtje van de veelbesproken Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO) te zitten, overigens ook een idee waarbij iedereen die je het vraagt een ander beeld heeft.
Architecten onder elkaar
Dat gaat een interessante dynamiek worden bij het bepalen van de opzet van die pilot-omgeving voor MedMij. Het hergebruik van het LSP ten behoeve van persoonlijke gezondheidsomgevingen zit niet bepaald in het genenmateriaal van de architecten die aan MedMij werken. Maar tegelijk zijn ze bij MedMij wel zo pragmatisch dat ze zonder strategisch wheelen en dealen in de zorg-ICT polder hun mooie plannen alleen op papier kunnen uitwerken. Immers: wie betaalt, bepaalt. Vooralsnog is het niet de patiënt die nu extra wil betalen voor de ontwikkeling van een persoonlijke gezondheidsomgeving. En daarmee komt de rekening voorlopig dus bij VWS en de verzekeraars terecht.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!