Wanneer een leverancier van wasmachines informatie geeft over het energieverbruik, of een autoleverancier zegt dat je gemiddeld 21 kilometer met een liter brandstof kunt rijden, dan wil je als consument erop kunnen vertrouwen dat die informatie op een gestandaardiseerde manier is gemeten. Daarom zijn er internationale richtlijnen voor ontwikkeld, zoals het Europese energielabel voor apparaten, auto’s en woningen. Voor medische apps bestaat een soortgelijk label nog niet, maar dat zou in de komende jaren kunnen veranderen.
De overzichtelijkheid van het energielabel was een inspiratie voor een nieuwe standaard die deze maand is gepubliceerd. De standaard heet officieel ISO 82304-2 en heeft als doel om consumenten, zorgverleners, zorgverzekeraars en zorgautoriteiten in staat te stellen een goed geïnformeerde keuze te maken om een bepaalde gezondheidsapp te gaan gebruiken.
Een inzichtelijk label voor gezondheidapps
Analoog aan het energielabel zou er volgens de nieuwe standaard ook een label voor gezondheidsapps moeten komen waarmee de consument snel ziet waar de app voor bedoeld is, en hoe goed hij scoort op belangrijke zaken als veiligheid, gebruiksgemak, databeveiliging en robuustheid. Die onderdelen leveren samen een totaalscore die kan oplopen van een rode E tot een donkergroene A.
De vraag hoe je de kwaliteit van een gezondheidsapp kunt meten was eigenlijk al aan de orde direct nadat Steve Jobs in 2007 de allereerste iPhone aan een dolenthousiaste zaal Apple-fans presenteerde. Voor patiënten is het belangrijk om te weten of de app doet wat hij belooft, makkelijk in gebruik is en er geen privacy-adders onder het gras zitten. Dokters willen zekerheid dat een app klinisch deugt, en verzekeraars en overheden willen die zekerheden vanuit het oogpunt van een mogelijke vergoeding van apps.
Naarmate het aanbod van serieuze medische apps groeide, werd de vraag naar inzichtelijke kwaliteitscriteria steeds nijpender. Maar het bleek een taai probleem. In veel Europese landen zijn in de afgelopen jaren kleine en grotere initiatieven van de grond gekomen om tot een of andere vorm van certificering van apps te komen. Daarnaast moesten apps met een overduidelijk medisch karakter hun product van een Europees CE-keurmerk voorzien. Dat is inmiddels overgegaan in de nieuwe Medical Device Regulation.
Tientallen initiatieven
Maar veel landelijke initiatieven sneuvelen of schalen niet op vanwege een te klein draagvlak en de weerbarstige materie. Een gezondheidsapp is geen contactdoos of rubberbootje waar je een kwaliteitsstempel op kunt zetten. Er zijn letterlijk honderdduizenden apps die een veelheid van functies bieden. Alleen grootschalige landelijke initiatieven in met name Engeland en Duitsland hebben tot een tastbaar resultaat geleid. In Engeland zette de landelijke NHS jarenlang met vallen en opstaan zijn schouders onder een systeem voor kwaliteitsbeoordeling. In Duitsland is het kwaliteitssysteem onderdeel van een nieuwe wet die de vergoeding van eHealth apps regelt (DIGA). Een dergelijk systeem is ook in België in ontwikkeling. Maar op Europese schaal is geen coherente aanpak in zicht.
Het was dan ook niet vreemd dat de Europese Commissie enkele jaren terug het initiatief nam om tot een overkoepelende standaard voor zorgapps te komen, zegt Petra Hoogendoorn. Zij is vanaf de start van het internationale ISO-traject één van de belangrijkste kartrekkers geweest van het project waaraan 90 experts afkomstig van zes continenten werkten, afkomstig uit een brede groep van belanghebbenden, zoals overheden, research-instellingen en leveranciers.
Volgens Hoogendoorn was de belangrijkste uitdaging om de vragenlijst zo klein te maken dat deze geen onnodige bureaucratie oplevert voor appmakers en toetsende organisaties, en toch zo groot dat de belangrijkste informatie over de werking en de kwaliteit van de app in beeld komt.
Transparant maken wat voordeel is voor gezondheid
De vragen zoomen onder meer in op effectiviteit, patiëntveiligheid, ethiek, toegankelijkheid, gebruiksvriendelijkheid, bescherming van persoonsgegevens, technische kwaliteit en interoperabiliteit. De resultaten van de toets worden weergegeven in een goed leesbaar label. Een overall score en kwaliteitsrapport bieden respectievelijk een samenvatting en verdere detaillering van het gezondheidsapp-label. Zo wordt volgens Hoogendoorn tegemoetgekomen aan verschillen in informatiebehoefte. Om het label voor iedereen van nut te laten zijn is, in samenwerking met het expertisecentrum voor gezondheidsverschillen Pharos, met mensen met lage gezondheidsvaardigheden getest of zij de informatie goed begrepen.
“Met deze standaard willen we transparant maken wat het voordeel is van het gebruiken van de app voor de gezondheid van de gebruiker en voor de maatschappij. Zo kunnen effectieve apps regulier onderdeel van de zorg en zelfzorg worden”, aldus Hoogendoorn.
De Europese Commissie, opdrachtgever van de standaard, wil met de opschaling van gezondheidsapps persoonsgerichte gezondheidszorg mogelijk maken en inwoners in staat stellen zelf actief te werken aan hun gezondheid. Daarnaast kunnen dit soort tools volgens de Commissie helpen bij het op grote schaal aanbieden van laagdrempelige 24/7 toegang tot kwalitatieve zorg en een bijdrage leveren aan het terugbrengen van gezondheidsverschillen en tekort aan mankracht in de zorg.
Met de nieuwe standaard hebben de experts onder auspiciën van de internationale standaarden-organisatie ISO hun ei gelegd. Maar wat moet er nu gaan gebeuren om te kunnen beoordelen of de standaard het juiste middel is om daadwerkelijk te kunnen bijdragen aan een doorbraak van aantoonbaar nuttige gezondheidsapps?
Hoe nu verder?
Hoogendoorn vindt dat er op meerdere fronten actie nodig is. Een mogelijke route is een wettelijke verplichting voor aanbieders van zorgapps in de EU om het label altijd te gebruiken. Net zoals een energielabel verplicht zichtbaar moet zijn als je in de EU een wasmachine online verkoopt. Daarmee maak je volgens Hoogendoorn wel meters, maar het is een aanpak die niet van vandaag op morgen is geregeld. Voor belanghebbenden als verzekeraars, patiëntenorganisaties en zorginkopers kan de standaard een nuttig gereedschap zijn. Daarnaast denkt Hoogendoorn dat app-uitgevers zelf ook baat kunnen hebben bij een goede voorlichting over hun app, zeker wanneer ze een goede score hebben in het label. Nu kunnen consumenten niet goed zien hoe goed een app is of hoe een app zich onderscheidt van de concurrentie en dat maakt dat er nog vaak wordt afgezien van een aanschaf. De standaard kan volgens haar daarnaast gebruikt worden in de ontwikkeling van een app en als vocabulaire om met klanten te toetsen waar een app voor hen aan moet voldoen om interessant te zijn.
ISO heeft zelf geen bevoegdheden om het gebruik van de standaard af te dwingen. Een standaard is geen wetgeving. Nu de standaard gereed is, ligt er volgens Hoogendoorn nu vooral dus een grote uitdaging om het gebruik ervan aan te jagen. Het gaat niet om de standaard zelf, benadrukt ze, dat is alleen een middel om het gebruik van aantoonbaar zinnige en betrouwbare apps toe te laten nemen. “We laten hier veel kansen liggen”, zegt ze, “goede medische en gezondheidsapps kunnen een grote bijdrage leveren aan een betere zorg en levenskwaliteit voor patiënten en levenskwaliteit voor ons allemaal. Maar dan moeten patiënten, consumenten en dokters wél het kaf van het koren kunnen scheiden."
Bijzonder nuttig voor niet gereguleerde veiligheids en kwaliteits-aspecten van "health & wellness" apps.
Tenzij MDR / IVDR CE conformiteit een beginvoorwaarde is, zou het label echter een vals vermoeden van conformiteit kunnen verbergen van "medisch" gereguleerde apps.
Governance van de app assessment organisaties en het vermijden van gaps & overlaps zullen cruciaal blijken voor het welslagen!