In de zomer van 2017 gingen in België vierentwintig digitale zorg projecten van start. Op initiatief van Maggie de Block, de Belgische Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, werd ruim drie miljoen euro vrijgemaakt, met name voor vergoedingen voor zorgverleners en patiënten binnen de pilotprojecten. Uit de evaluatie van de verschillende projecten komt duidelijk naar voren dat patiënten meer betrokken zijn bij de zorg dankzij de inzet van medische apps – zo meldt minister De Block.
Terwijl we wekelijks het nieuws volgen over de zorgstappen die Amerikaanse tech giganten als Google, Apple of Amazon maken, staat digitale zorg bij onze zuiderburen al langer hoog en breed op de agenda. De Belgische overheid is bijvoorbeeld sinds begin dit jaar bezig met de voorbereiding van de lancering van een online platform waarop Belgische inwoners hun medische gegevens kunnen bekijken. Patiënten krijgen in de zogeheten Personal Health Viewer niet alleen inzage in hun medische gegevens, maar kunnen ook zelf gegevens aan het dossier toevoegen. De ‘Personal Health Viewer’ moet dit kwartaal voor iedereen beschikbaar zijn, zo meldde minister De Block op de Belgische radio 2 in januari. Wat hierbij helpt is dat de Belgen hun versie van DigiD al jaren betrouwbaar in de lucht hebben voor een veelheid van overheidsdiensten.
Naast de Personal Health Viewer loopt er in België sinds 2016 een grootschalig project rondom digitale zorg. De Block deed in 2016 een oproep aan zorgprofessionals, zorginstellingen, studenten of ondernemers om projecten gericht op mobiele toepassingen in de zorg aan te dragen. Eind vorig jaar zijn er 24 projecten geselecteerd, in de zomer van dat jaar gingen de pilots van start.
De Belgische minister De Block met de voormalig Nederlandse Minister van Volksgezondheid, Schippers, in 2016
Diabetes on the Run
De 24 projecten zijn verspreid over verschillende zorgdomeinen, waaronder hart- en vaatziekten, chronische pijn, diabetes en GGZ. De projecten kunnen grofweg worden onderverdeeld in vier toepassingsgebieden in de zorg:
- Organisatie (communicatie tussen zorgverleners onderling of tussen zorgverlener en patiënt)
- Diagnostisering
- Begeleiding patiënten bij herstel of revalidatie
- Patiëntparticipatie (het actief betrekken van de patiënt bij de behandeling)
Eén van de projecten is Diabetes on the Run. Hierbij worden 1000 diabetes type 2 patiënten zes maanden lang thuis uitgerust met een slimme weegschaal, stappenteller, bloeddruk- en insulinemeter om zelfstandig hun glucosewaarden, gewicht, bloeddruk en beweging te meten. Deze informatie wordt verzameld in een app die zowel voor patiënten zelf als voor hun begeleidende diabetesverpleegkundige toegankelijk is. Om de zoveel tijd – of indien nodig – geeft de begeleider advies via videochat of tekstbericht in de app.
Kort na het van start gaan van Diabetes on the Run kon het project al veelbelovende onderzoeksresultaten tonen, zo schrijft de Vlaamse zakenkrant De Tijd in juli 2017. Enkele deelnemers aan het project konden al na een paar weken minder insuline spuiten omdat zij beter in zicht hadden hoe voeding en beweging de suikerspiegel beïnvloeden. Daarnaast verloren deelnemers gewicht en voelden zij zich lekkerder in hun vel.
Deelnemer aan Diabetes on the Run
AZ Groeninge in Kortrijk doet mee met vier projecten, waaronder Cardio@home. Het doel van Cardio@home is het aantal heropnames van patiënten met hartfalen na de ziekenhuisopname laten dalen door een combinatie van telemonitoring en een coaching traject na ontslag uit het ziekenhuis, waarbij patiënten thuis worden uitgerust met een mobiel toestel.
Binnen een ander project, het 'In-Ambulance Telestroke-project' van onder andere het UZ Brussel, wordt ambulancepersoneel via een draagbaar toestel in contact gebracht met een arts in het ziekenhuis om een patiënt met een beroerte op te volgen.
Van de 24 projecten werden in de afgelopen maande twee projecten on hold gezet. Bij één van de projecten ontstond een risico voor de patiënt doordat niet duidelijk was voor de zorgverlener voor welke patiënt een alarm binnen kwam via het telemonitoring systeem.
Tussentijdse evaluatie
In november vorig jaar vond een tussentijdse evaluatie van de digital health pilots plaats. Uit die evaluatie kwam onder andere naar voren dat zorgverleners een completer beeld van hun patiënten hebben doordat patiënten bepaalde gezondheidswaarden mobiel registreren en doorgeven. Daarnaast voelen patiënten zich beter ondersteund tijdens hun behandeling doordat zij op afstand door hun zorgverlener worden gevolgd of ondersteuning krijgen bij het nemen van hun medicatie. Ook voelen patiënten zich beter betrokken bij de behandeling doordat ze zelf meer inzicht hebben in hun gegevens en meer feedback krijgen van hun zorgverleners. “De pilootprojecten bevestigen dat mobile health een instrument kan zijn voor patiënten om copiloot te worden van hun eigen gezondheid. Zorgverleners van hun kant kunnen hun patiënten nog beter opvolgen en begeleiden”, aldus Minister De Block in november 2017.
Uit de tussentijdse evaluatie kwamen ook enkele aandachtspunten naar voren. Zo blijkt de aanmeldprocedure bij bepaalde apps, diensten of platforms te omslachtig en zijn bepaalde mobiele toepassingen voor minder tech savy patiënten niet gebruiksvriendelijk genoeg. Daarnaast is het belangrijk dat de data die via mobiele toepassingen verzameld worden, ook uitgelezen kunnen worden in bijvoorbeeld het elektronische dossier in het ziekenhuis.
Niet alle patiënten even tech savy
Economische voordelen
De eindevaluatie bevestigt zowel de aandachtspunten als de sterke punten van de tussentijdse evaluatie. Apps kunnen zowel aan patiënten als aan zorgverleners extra comfort bieden binnen het zorgtraject, mits een app gebruiksvriendelijk is en veilig gebruikt kan worden. Patiënten die een app gebruiken om gezondheidsgegevens bij te houden of contact te hebben met een zorgverlener zijn daarnaast meer betrokken bij hun behandeling, volgen de behandeling beter op en voelen zich beter ondersteund door hun zorgverlener.
Tenslotte meldt De Block in het persbericht dat het gebruik van apps ook economische voordelen heeft. Bij ongeveer de helft van de projecten bleek het aantal ongeplande consultaties af te nemen, het aantal ligdagen in het ziekenhuis te dalen, minder spoedsituaties en complicaties op te treden en medicatie beter te zijn afgesteld.
De meeste projecten wisten vanwege de korte looptijd van zes maanden nog niet voldoende klinische evidentie te verzamelen. Dat was ook niet de opzet van de pilots. De bedoeling van de projecten was om op beperkte schaal en in een veilige omgeving praktijkervaring op te doen over wat er nodig is om medische apps zo snel mogelijk onderdeel te maken van de reguliere gezondheidszorg. “De pilootprojecten hebben gedaan wat ze moesten: wij als overheid maar ook de zorgverleners en de industrie hebben lessen kunnen leren in de praktijk. Met die bagage zullen we het regelgevend kader nu verder uittekenen, zodat mobile health een officiële plaats kan krijgen in onze gezondheidszorg”, aldus De Block.
"Mobile health moet een officiële plaats krijgen in onze gezondheidszorg"
Validatiepiramide
Vooruitlopend op de eindvaluatie maakte De Block vorige maand bekend mobiele toepassingen te gaan valideren zodat deze opgenomen kunnen worden binnen de reguliere gezondheidszorg. Om de kwaliteit en de veiligheid te garanderen voor de patiënt stelde de minister een zogeheten ‘validatiepiramide’ voor. Aan de hand van die piramide moet bepaald worden of een bepaalde medische toepassing onderdeel kan worden van de reguliere zorg. Daarbij wordt onder andere gekeken naar CE-markering, het waarborgen van veiligheid en privacy, interoperabiliteit en financiering. De uitwerking van het piramide model is nog in gang. Een nog op te richten vereniging, bestaande uit vertegenwoordigers van de overheid, zorgverleners en industrie, moet ondersteunen bij de ontwikkeling van het evaluatiemodel.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!