Medisch specialisten zeggen ICT al volop te gebruiken, maar kijken de kat nog uit de boom bij de elektronische communicatie met hun patiënten. Dat blijkt uit de cijfers van de eHealth-monitor 2014, het onderzoek van het NIVEL en Nictiz naar het gebruik van eHealth in Nederland. Een rondgang langs een aantal medisch specialisten levert bedenkingen, praktische bezwaren, maar ook positieve verwachtingen op. TrendITion ging op onderzoek uit.
Voor de eHealth-monitor 2014 hebben Nictiz en het NIVEL een aantal groepen gevraagd naar het gebruik van eHealth. Naast huisartsen, zorggebruikers, psychiaters en verpleegkundigen werden ook medisch specialisten ondervraagd, via een steekproef die werd getrokken uit de leden van artsenfederatie KNMG.
Medisch specialisten werken volop met ICT: ze hebben toegang tot Internet, gebruiken tablets en smartphones tijdens consulten en leggen hun dossiers steeds vaker volledig elektronisch vast.
Hoe verklaren specialisten het verschil tussen vraag en aanbod?
Maar de uitkomsten van de eHealth-monitor laten enkele opvallende resultaten zien bij de toepassing van eHealth in de communicatie tussen specialisten en hun patiënten. Zo zegt een aanzienlijk deel (36%) van de medisch specialisten dat ze online bereikbaar zijn voor vragen, via e-mail of de website van het ziekenhuis. De zorgconsument maakt hier echter maar mondjesmaat gebruik van (3%). Herkennen specialisten dit beeld, en hoe verklaren ze het verschil tussen vraag en aanbod?
Aan de hoge kant
“Ik was vier jaar geleden één van de eersten met een knopje op de website: stel een vraag aan een specialist. Intussen is er een hoop verandert en komen online vragen via e-mail, blogs of fora steeds vaker voor”, zegt Erich Taubert, uroloog in het Slingeland ziekenhuis en mede-oprichter van Synappz medical apps. Voor hem is het beeld dat 36% van de specialisten bereikbaar is voor vragen via de website of e-mail ‘aan de hoge kant’, “maar ik realiseer me dat het stijgt.” Wel wordt er volgens Taubert door patiënten inderdaad nog relatief weinig gebruikt gemaakt van online vragen stellen.
"36% lijkt me aan de hoge kant, maar ik realiseer me dat het stijgt"
Meinke Bogaerts-Rosbergen is kinderarts in het Ziekenhuis Rivierenland in Tiel, en kent niet veel specialisten die regelmatig e-mailen met een patiënt, maar vermoedt dat het wel klopt dat één derde van haar collega’s zegt dat ze dit wel zouden willen doen. “Wel wil je voorkomen dat patiënten zomaar gaan mailen naar een e-mail adres en geen antwoord krijgen, bijvoorbeeld omdat de specialist op vakantie of afwezig is. Daarom kan het contact veel beter via assistenten lopen, zodat de vraag zo nodig alvast door een collega kan worden afgehandeld. Op die manier worden vragen alvast gescreend en verloopt online contact effectiever”, aldus Bogaerts-Rosbergen.
E-mailen met de specialist
Bas Bredie is internist bij het Radboudumc in Nijmegen. Volgens hem is de bereidheid om online te communiceren ‘best groot’. “Bij onze afdeling in het Radboudumc is iedereen bereid om via de mail met patiënten te communiceren, de één wat meer dan de ander.” Ook komen er volgens Bredie een toenemend aantal berichten per week binnen via MijnRadboud – het beveiligde patiëntenportaal van het Radboudumc. “Dat is een mooie manier van communiceren: de patiënt logt in en kan een vraag stellen aan een poule van zorgverleners of aan een specifieke specialist. Die vraag komt vervolgens in mijn postvak binnen het elektronisch patiëntendossier (EPD) terecht.
Tegelijkertijd herkent Bredie de percentages uit de monitor die aangeven dat het feitelijke gebruik van bepaalde digitale zorgdiensten door zorggebruikers onder de 10% ligt. “De gemiddelde patiënt is er nog niet zo mee bezig, voor mijn idee.”
Online inzage
Een tweede thema in de eHealth-monitor is online inzage voor de patiënt in de medische gegevens die de zorgverlener over hem bij houdt. Van de zorggebruikers geeft 45% aan dat ze interesse hebben in online inzage van (delen van) het elektronisch dossier, maar dit gebeurde in 2014 maar bij 1% van de ondervraagde specialisten. Artsen bieden hun patiënten nog nauwelijks de mogelijkheid tot online inzage in het dossier. Ongeveer de helft van de huisartsen en medisch specialisten wil hun patiënten in de toekomst wel online inzage bieden in medicatie.
Het lijkt erop dat ziekenhuizen nog niet erg happig zijn om inzage te regelen. Hoe ervaart Taubert, ook ondernemer en ontwikkelaar van medische apps, dat? “Ik zie om me heen dat kleinere ziekenhuizen die de functionaliteit wel willen hebben. Ook ICT-leveranciers zoals Chipsoft zijn bezig met modules daarvoor. De wil om elektronische patiëntendossiers inzichtelijk te maken voor patiënten is groot bij directies van ziekenhuizen - de medisch specialisten volgen later.”
"De wil om elektronische patiëntendossiers inzichtelijk te maken voor patiënten is groot"
Bogaerts-Rosbergen herkent die vraag van de patiënt – of de ouders van haar patiënten – niet. “Ik krijg niet vaak verzoeken om inzage, terwijl dat ook nu al mogelijk is – al is het dan niet elektronisch. Ik denk dat ouders al snel 'ja' antwoorden op de vraag of ze wellicht inzage zouden willen, zonder dat het een concrete behoefte is, maar meer met het idee dat die informatie misschien wel eens van pas kan komen.” Plus: de medische vaktermen die Bogaerts-Rosbergen gebruikt in het dossier kunnen verwarrend zijn, waardoor ‘extra uitleg bijna altijd noodzakelijk’ is, aldus de kinderarts.
Veel specialisten benadrukken het belang van de arts-patiënt relatie. “De patiënt zal het fijn vinden om meer beschikking over eigen gegevens te hebben, maar er is vrijwel altijd behoefte aan aanvullende informatie”, aldus Bredie. Bogaerts-Rosbergen: “Als de communicatie tussen arts en patiënt goed is, voegt inzage meestal niet veel toe.”
Online behandeling
Beeldbellen lijkt een veelbelovende eHealth-toepassing met voordelen voor zorggebruikers en medisch specialisten. Toch zegt 65% van de ondervraagde medisch specialisten er geen gebruik van te gaan maken en ook het niet te willen gebruiken, terwijl er wel een behoefte is onder zorgconsumenten (20% van de zorggebruikers zegt het wel te willen, 27% zegt het (nog) niet te weten). Wat is daar aan de hand?
Taubert: “Beeldbellen is zo’n dienst waar huisartsen sneller aan toe zullen komen. Medisch specialisten zijn routine beesten en minder geneigd om nieuwe technologie uit te proberen. Wanneer het echter gemakkelijk gemaakt wordt voor ze, heeft technologie wel een kans om aan te slaan.” Ook benadrukt Taubert dat er verschillen zijn tussen de specialisaties. “Dermatologen zijn al gewend aan digitale communicatie en uitwisseling. Dermatologie is heel visueel vak, waar beelduitwisseling al vaker voorkomt.” Dermatologie wordt vaker genoemd onder geïnterviewde medisch specialisten als vakgebied waar teleconsultatie en videoconsults veel voorkomen.
"Je belt of ziet iemand tijdens het spreekuur, daar zit niet echt iets tussen in"
Kinderarts Bogaerts-Rosbergen kent niemand die met videoconsults werkt, en ziet er zelf ook niet veel heil in. “Je belt, of je ziet iemand op het spreekuur, daar zit niet echt iets tussen in. Misschien zou dit kunnen veranderen wanneer de techniek altijd goed zou werken, en de kwaliteit zo goed is dat je daadwerkelijk relevante informatie zou kunnen krijgen door een perfecte verbinding.”
Elektronische communicatie tussen zorgverleners
Uit de monitor 2014 blijkt dat een groot deel van de huisartsen elektronisch informatie uit kan wisselen met apotheken, ziekenhuizen, laboratoria en huisartsenposten (84-93%). Dat geldt niet voor medisch specialisten: zij geven aan dat zij met name informatie elektronisch kunnen uitwisselen met andere afdelingen binnen de eigen instelling (waaronder de instellingsapotheek) (77%), met huisartsenpraktijken (56%) en laboratoria (47%). Maar elektronisch informatie uitwisselen tussen andere ziekenhuizen bijvoorbeeld is vaak niet mogelijk, en gebeurt nog telefonisch of per fax.
Bredie, internist bij het Radboudumc: “We zijn goed geïnformeerd over de contactgegevens van de huisarts, maar hebben nu slechts in beperkte mate informatie in ons EPD over de apotheek of andere betrokken zorgverleners van een patiënt. Wat we natuurlijk zouden willen is dat het EPD automatisch gekoppeld wordt aan het ICT-systeem van de huisarts, apotheek en andere betrokkenen.”
66% van de medisch specialisten geeft aan dat de gegevens die zij ontvangen van andere zorgverleners altijd of regelmatig voorzien is van alle relevante informatie. Maar dat betekent tegelijkertijd dat in 34% van de gevallen mogelijk informatie ontbreekt doordat elektronische informatie-uitwisseling (nog) niet mogelijk is.
Geen tijd?
Gevraagd naar belemmerende factoren bij de toepassing van online contactmogelijkheden met patiënten antwoorden specialisten met een vijftal vaak genoemde belemmeringen. Het meest genoemd is een gebrek aan financiële vergoedingen voor de tijd die hierin gaat zitten (48%). Ook geven medisch specialisten aan dat ze onvoldoende tijd hebben om zich hierin te verdiepen (40%), er onduidelijkheid over wet- en regelgeving (37%) is, en een gebrek aan voldoende beveiligde systemen (36%) en gebrek aan technische support (36%).
“De uiteindelijke grote drijvende krachten zijn de dokter en de patiënt”, aldus Taubert.
"Medisch specialiten zijn onontbeerlijk voor de implementatie van digitale zorg"
“Voor de opschaling van eHealth heb je de dokter nodig, zowel de huisarts als de medisch specialist. Maar artsen hebben eigenlijk weinig ruimte voor innovatie en nieuwe technologische toepassingen– je zou bijna iemand nodig hebben die het voor ze gaat doen.” Voor implementatie van digitale zorg zijn de medisch specialisten volgens hem onontbeerlijk: die moeten echter gestimuleerd worden om innovaties te gaan gebruiken in de praktijk.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!