Op gebieden waar eHealth in Nederland al goed op gang was gekomen, zijn we het sinds 2013 nog beter gaan doen, maar op een aantal belangrijke andere gebieden blijft grootschalige inzet achter. Dat concluderen Nictiz en NIVEL in de vorige week verschenen tweede editie van de eHealth-monitor ‘Op naar meerwaarde’. Die werd op het druk bezochte Mobile Healthcare Congres overhandigd aan secretaris-generaal Leon van Halder van het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS). Tegelijk zien Lies van Gennip (directeur) en Johan Krijgsman (manager Monitoring) van Nictiz veel kansrijke initiatieven en een hoge mate van ICT-gebruik in de Nederlandse zorg. TrendITion vroeg ze naar de achtergronden van de meest opvallende uitkomsten uit de eHealth-monitor 2014.
De eHealth-monitor is een jaarlijks terugkerend onderzoek waarin Nictiz en Nivel het gebruik van eHealth in Nederland in kaart brengen. Het containerbegrip eHealth bestrijkt inmiddels een enorm gebied, van het zoeken en bijhouden van gezondheidsinformatie door consumenten tot onderlinge digitale communicatie tussen zorgaanbieders. Maar ook begeleiding op afstand, online behandelingen en elektronische dossiervoering zijn in de monitor onderzocht.
"Je krijgt soms het idee dat eHealth beperkt is tot mHealth, de nieuwste gadgets en apps"
“Je krijgt soms het idee dat eHealth beperkt is tot mHealth, de nieuwste gadgets en apps”, zegt Lies van Gennip, “maar het onderzoeksgebied van de monitor is veel breder, hoewel je over mHealth het meest leest in de pers.” Ze geeft aan dat innovaties soms gewoon opgaan in bestaande toepassingen en werkprocessen en daardoor minder zichtbaar zijn. “Neem nu de standaard voor de digitale overdracht van gegevens bij acute hulp. Dat is een aantoonbaar succes dat daadwerkelijk mensenlevens redt. De eHealth-oplossing is hier gewoon een health-oplossing geworden.
De monitor maakt in ieder geval duidelijk dat er op heel veel terreinen intensief met digitale technologie wordt gewerkt in de zorg. Huisartsen en medisch specialisten werken nauwelijks meer met papieren dossiers. Online behandelingen zijn geen zeldzaamheid meer, en consumenten gebruiken op grote schaal internet voor het opzoeken van medische informatie en het maken van keuzes voor een bepaalde zorgverlener. Zo zoekt bijna de helft van alle ondervraagden regelmatig naar informatie over een ziekte of behandeling via internet.
Nederland loopt voorop
“Met het gebruik van elektronische dossiers lopen we in Nederland voorop ten opzichte van het buitenland”, zegt Johan Krijgsman. “Maar tegelijk blijft de grootschalige inzet van gestandaardiseerde digitale communicatie achter.
"Die voordelige uitgangspositie vertaalt zich nog niet in betere communicatie"
Deze voordelige uitgangspositie vertaalt zich daardoor nog niet in betere communicatie tussen zorgverleners onderling en tussen zorgverleners en zorggebruikers.” Er zijn wel initiatieven en pilot-projecten, maar die zijn vaak regionaal georganiseerd en kleinschalig. Krijgsman signaleert bij huisartsen overigens wél een toename van digitale gegevensuitwisseling, zowel onderling als met andere zorgaanbieders.
Wanneer de eHealth-monitor stelt dat grootschalige inzet achterblijft, wat is dan het referentiepunt? Gaat het bijvoorbeeld om een vergelijking van de Nederlandse situatie met die in andere landen?
Zoeken en bijhouden van gezondheidsinformatie
Het is volgens Van Gennip en Krijgsman niet eenvoudig om de toepassing van eHealth over de volle breedte te vergelijken tussen landen, omdat daarvoor niet voldoende onderzoeksgegevens voorhanden zijn. Op het terrein van elektronische dossiervoering is wel internationaal vergelijkingsmateriaal beschikbaar, maar op andere gebieden nauwelijks. Ze signaleren wel dat ook internationaal het gebruik van mHealth bijvoorbeeld nog in de kinderschoenen staat, zoals onder andere wordt geconstateerd in het Groenboek van de Europese Commissie (EC).
Het referentiekader voor het gesignaleerde achterblijven van grootschalige inzet van eHealth in Nederland is gebaseerd op de behoeften die de eHealth-monitor signaleert bij de ondervraagde groepen. Van Gennip: “Artsen geven bijvoorbeeld aan dat zij eenvoudiger medicatiegegevens willen uitwisselen dan nu mogelijk is. Slechts een derde van de huisartsen kan elektronisch ontslagbrieven van een ziekhuis ontvangen, en nog geen vijfde van de specialisten kan een actueel medicatieoverzicht ontvangen van een openbare apotheek. Maar de meerderheid van die artsen geeft aan dat dit wel wenselijk is.”
Verwachtingen
Ook verpleegkundigen, met name die bij verpleeghuizen en in de thuiszorg, ervaren dat de overdracht van gegevens met andere zorgverleners moeizaam gaat en dat daar nog veel papier bij te pas komt. Dat leidt tot onvolledigheid en fouten. Juist hier is volgens Van Gennip en Krijgsman veel te winnen: professionals in de zorg hebben hier verwachtingen die nog niet worden waargemaakt.
Maar juist die invoering van eHealth-toepassingen voor elektronische overdracht op de werkvloer is niet eenvoudig vanwege een aantal factoren. De onbekendheid met of het niet toepassen van standaarden voor gegevensuitwisseling is een remmende factor die ook vorig jaar al werd genoemd in de monitor. Volgens Van Gennip speelt daarbij ook mee dat procesinnovatie een taai proces is:
Gebrek aan technische support en gebrek aan voldoende beveiligde systemen worden genoemd als belemmering
nieuwe digitale innovaties moeten passen in bestaande werkprocessen, of werkprocessen moeten worden geoptimaliseerd. Het is geen kwestie van een app of een nieuwe toepassing in gebruik nemen. Bovendien blijkt in de praktijk dat eHealth-toepassingen nog lang geen plug-and-play zijn. Veel van de ondervraagde medische professionals ervaren gebrek aan technische support en gebrek aan voldoende beveiligde systemen en noemen dat als belemmering. Binnen een kleinschalige pilot zijn dit soort bezwaren vaak nog wel snel weg te nemen, maar bij een grotere uitrol van nieuwe technologie wegen deze belemmeringen veel zwaarder.
Dossiervoering: worden patiëntendossiers digitaal bijgehouden?
Wanneer het gaat om de inzet van eHealth voor de communicatie tussen zorgaanbieders en zorggebruikers geeft de monitor van 2014 een gemengd beeld. Zo bieden veel ondervraagde huisartsen bijvoorbeeld al mogelijkheden om via internet herhaalrecepten aan te vragen, afspraken te maken of via e-mail een vraag te stellen. De ondervraagde zorggebruikers zeggen behoefte te hebben aan dit soort diensten, maar blijken het in de praktijk weinig te gebruiken. “Dat beeld komen we ook tegen in de interviews met huisartsen die al digitale diensten bieden”, zegt Krijgsman. “Huisartsen zeggen dat veel van hun patiënten kennelijk niet actief op zoek lijken te zijn naar communicatie via internet.” Volgens hem kan dat komen omdat consumenten niet voldoende op de hoogte zijn van de diensten die zorgaanbieders nu al leveren, of omdat vraag en aanbod niet voldoende op elkaar aansluiten.
Medische gegevens inzien
Waar het gaat om het bieden van online inzage in het medisch dossier gaapt er nog wel een kloof tussen de gesignaleerde behoefte van de patiënt en de huidige mogelijkheden die hun artsen daarvoor bieden. Van Gennip stelde vorig jaar bij de presentatie van de monitor al dat toegang tot het medische dossier via Internet in 2014 de normaalste zaak van de
"Er zijn geen technische belemmeringen om patiënten veilig online inzage in hun eigen dossier te geven"
wereld zou moeten zijn. “We doen alles online, waarom kunnen we dan onze medische gegevens niet inzien. Die bevoogdende houding van zorgaanbieders is niet van deze tijd.” Volgens haar zijn er geen technische belemmeringen om patiënten veilig online inzage in hun eigen dossier te geven. Nictiz maakt zich al langer sterk voor een Nederlandse variant van het Amerikaanse Blue Button-programma, waarbij een zorggebruiker via een knop op een website van een zorgaanbieder zijn persoonlijke gegevens veilig kan inzien, downloaden en eventueel opslaan in zijn eigen medisch dossier.
Communicatie tussen zorgverlener en zorggebruikers: wie kan medische gegevens inzien?
Hoewel een meerderheid van de ondervraagde artsen aangeeft nog geen plannen te hebben om hun patiënten online inzage te geven, moet dat volgens Krijgsman niet worden opgevat als onwil. “Je merkt dat huisartsen worstelen met de vraag hoe ze dat dan precies moeten inrichten, en welke delen van het dossier door de patiënt mogen worden ingezien. Ik merk dat huisartsen die hier al mee bezig zijn snel leren van hun ervaring en de wensen van de zorggebruiker.” Van Gennip vult aan dat zorggebruikers en zorgaanbieders in het algemeen nog meer van elkaar moeten weten wat ze willen en kunnen.
Ogen op het informatieberaad
Ook dit jaar speelt het thema van het door de ondervraagden ervaren gebrek aan landelijke regie als een rode draad door de bevindingen. Volgens Van Gennip zijn hier wel duidelijk ontwikkelingen zichtbaar. Zo heeft de overheid zich nadrukkelijker gemengd in de regie-discussie. “Via het zogeheten informatieberaad heeft de overheid alle belanghebbenden aan tafel gekregen om in de komende maanden knopen door te hakken over zaken als standaardisatie, verantwoordelijkheden en prioriteiten. De minister
"Ik ervaar hier meer dan vorig jaar een gevoel van urgentie"
en de staatsecretaris hebben over toegang tot en het gebruik van dossiergegevens harde, concrete doelstellingen voorgesteld. Ik ervaar hier meer dan vorig jaar een gevoel van urgentie, zowel bij de aanbieders, de verzekeraars en de patiëntenorganisaties. Het komende halfjaar wordt spannend, dan moet het echt gaan gebeuren. Zorgaanbieders en financiers zullen de regeringsdoelstellingen en de uitkomsten van het informatieberaad moeten vertalen naar concrete acties die ze samen kunnen realiseren.”
Waar verwachten Van Gennip en Krijgsman volgend jaar de grootste verrassingen in de 2015 editie van de eHealth-monitor? Krijgsman heeft de indruk dat online afspraken, elektronische consulten, herhaalrecepten en dergelijke in de komende twaalf maanden van de grond kunnen gaan komen. Van Gennip is voorzichtiger, en spreekt liever van hoop dan verwachting. “Ik hoop dat de wens van de regering om met name chronisch zieken online toegang tot hun gegevens te geven gestalte gaat krijgen.”
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!