In oktober publiceerden het NIVEL en Nictiz voor de tweede keer de eHealth-monitor 2014, die inzicht geeft in het gebruik van eHealth in Nederland. Dit jaar werd aan huisartsen, medisch specialisten, verpleegkundigen en zorgconsumenten gevraagd welke eHealth-toepassingen en digitale zorgdiensten zij gebruiken. TrendITion legt aan huisartsen voor wat zij de meest opvallende resultaten en cijfers vinden uit de monitor – en of ze die herkennen in hun eigen praktijk en bij patiënten.
Een huisarts die een papieren dossier openslaat wanneer een patiënt plaatsneemt in de spreekkamer is een achterhaald beeld: uit de eHealth-monitor 2014 blijkt dat vrijwel alle huisartsen (98%) patiëntendossiers voornamelijk of uitsluitend elektronisch bijhouden. Ook zegt een groot deel van de huisartsen elektronisch informatie uit te kunnen wisselen met apotheken, ziekenhuizen, laboratoria en huisartsenposten (84-93%). Op het gebied van elektronisch dossiervoering en elektronische communicatie tussen zorgverleners scoren huisartsen dus goed.
Communicatie
Maar uit de cijfers van de eHealth-monitor blijkt ook dat er een aantal eHealth-diensten en toepassingen is die nog vrij onbekend en soms onbemind zijn onder Nederlandse huisartsen. Vooral toepassingen en diensten waarmee patiënten en huisartsen met elkaar kunnen communiceren of gegevens kunnen uitwisselen groeien nog niet zo hard.
Een huisarts met papieren dossiers is een achterhaald concept
Volgens huisarts Bram de Wit uit Heerlen ligt dit deels aan de mindset van patiënten. “De telefoon is al jarenlang de toegang tot de huisarts, het nummer van de huisarts ligt op een briefje naast de telefoon. Nog niet zoveel mensen associëren de huisarts met een website. Patiënten kennen het gewone spreekuur en het telefonische spreekuur, maar van een e-mailconsult maken weinigen nog gebruik.”
Zorggebruikers slecht op de hoogte van mogelijkheden
Een opvallend resultaat uit de monitor is het verschil tussen wat patiënten weten dat er kan en wat er feitelijk kan in het online contact met de huisarts. Onder online contact vallen bijvoorbeeld toepassingen als via internet een afspraak maken, herhaalrecepten aanvragen of vragen stellen aan een zorgverlener. Volgens de eHealth-monitor zijn zorggebruikers slecht op de hoogte van de mogelijkheden die zorgverleners bieden om via internet met hen te communiceren.
Meest voorkomend is het online aanvragen van een herhaalrecept bij de huisarts
Wat doen zorgconsumenten nu al online? Het meest voorkomend is via e-mail of sms een herinnering ontvangen voor een afspraak met de tandarts, gevolgd door het online aanvragen van een herhaalrecept bij de huisarts. Van de zorggebruikers maakte tussen de 1% en 9% het afgelopen jaar gebruik van het online maken van afspraken met zorgverleners, het online stellen van een vraag of het via internet voeren van een beeldgesprek. Wat opvalt is dat hoewel veel zorggebruikers geen gebruik maken van online contactmogelijkheden, er wel een substantieel deel is dat gebruik zou willen maken van de verschillende toepassingen.
Resultaten van de eHealth monitor 2013 en 2014 vergeleken: stijging bij zorggebruikers en artsen
Huisarts Silvio van Eunen uit St. Michielsgestel werkt met e-mailconsult in zijn praktijk. “Dat werkt voor bepaalde mensen namelijk erg goed. Patiënten hoeven niet langs te komen, en hebben geen wachttijden. Maar het aantal e-mailconsults komt nog láng niet in de buurt van het aantal gewone consults”, zegt Van Eunen. In zijn praktijk gaat hooguit 10% van de consults via e-mail. “Het stijgt wel vrij snel, maar dat komt doordat we er veel aandacht op vestigen.”
Die hoge percentages zijn nog niet terug te zien in de gemiddelde huisartsenpraktijk
“Niemand hoeft bij ons meer langs te komen om recepten te halen”, zegt huisarts Niels Rossen uit Venray. “We hebben liever dat dat digitaal gebeurt. Toch zijn er genoeg mensen die aan de balie komen met hun doosjes, en dat is niet leeftijdsgebonden.” Uit de monitor blijkt dat twee vijfde (39%) tot de helft (49%) van de zorggebruikers gebruik zou willen maken van de mogelijkheid om online de eigen medische gegevens in te zien, en 45% en 41% geeft aan gebruik te willen maken van het aanvragen van een herhaalrecept via internet. Maar die percentages zijn nog niet terug te zien in de gemiddelde huisartsenpraktijk.
Huisartsen: de helft informeert persoonlijk over eHealth-mogelijkheden
Huisartsen geven aan dat ze patiënten op verschillende manieren informeren over de mogelijkheden voor online contact, zoals afspraken maken, e-mail herinneringen en herhaalrecepten. Meest voorkomend is informeren via de website van de huisartsenpraktijk of zorggroep. Daarnaast zegt ongeveer de helft van de huisartsen te wijzen op de beschikbare internetmogelijkheden van de praktijk tijdens een persoonlijk consult.
"Tijdens het consult zeg ik ‘had gewoon even een fotootje gestuurd’"
Van Eunen attendeert patiënten die tijdens het inloopspreekuur een half uur of drie kwartier hebben zitten wachten op de mogelijkheid van online contact. “Tijdens het consult zeg ik ‘had gewoon even een fotootje gestuurd’. Dan had ik het zo kunnen beoordelen.”
De helft van de huisartsen informeert patiënten persoonlijk dus over eHealth, maar een groot deel van de zorggebruikers (45%-73%) niet weet of de voorgelegde contactmogelijkheden mogelijk zijn bij hun zorgverlener.
Het is best een complex beeld, meent huisarts Niels Rossen uit Venray. “In mijn praktijk bieden wij wel wat diensten aan, maar het gebruik ervan valt tegen. Een selecte groep patiënten voelt zich aangesproken om het te gebruiken. We zijn via verschillende kanalen wel bezig om uit te leggen wat we doen en waar we mee bezig zijn, maar uiteindelijk komt het er toch op neer dat de meeste mensen er door de assistentes op gewezen worden.”
Digitale spreekkamer
Over screen-to-screen beeldcontact zijn zorggebruikers terughoudend: 48% geeft aan geen gebruik te willen maken van het internet om een (beeld)gesprek te voeren met hun huisarts. In de focusgroep gaven zorggebruikers aan bang te zijn dat er iets verloren gaat ten opzichte van face-to-face contact, zoals bepaalde waarnemingen die de huisarts bij een bezoek aan de praktijk kan doen. Beeldbellen met de huisarts gebeurt nog nauwelijks: 1% van de zorggebruikers heeft er in 2014 gebruik van gemaakt en 1% van de huisartsen geeft aan dat het mogelijk is.
Beeldbellen gebeurt nog nauwelijks, maar daar lijkt verandering in te komen
Toch lijkt daar verandering in te komen. Alle geïnterviewde huisartsen geven aan dat zij zich aan het oriënteren zijn op videoconsults in hun praktijk. Soms uit interesse, soms uit noodzaak. De Wit: “We zitten met ons beroep in een vergrijsd gebied, de mobiliteit neemt af. Als ik meer dan vier visites op een dag moet gaan rijden, dan zullen we vanzelf naar nieuwe oplossingen moeten zoeken.”
Geïnterviewde huisartsen zien potentie in videoconsulten (foto: Focus Cura)
Innoveren
Ook huisarts Rossen voert gesprekken met aanbieders van videoconsulten, maar wil liever ‘niet experimenteren’. “Het moest eerst bewezen technologie zijn.” Kosten voor innovatie spelen ook mee in het besluit om videoconsults aan te gaan bieden. Rossen: “Als we dat op de een of andere manier willen terugverdienen, moeten we goed kijken wat het ons oplevert aan efficiëntie, aan andere manieren van omgaan met consults.”
Innoveren als huisarts wordt volgens De Wit ook afgedwongen door de contracten die huisartsen sluiten met zorgverzekeraars. “VGZ heeft een contract dat bepaalt dat als je voor extra innovatie gelden in aanmerking wilt komen, je online diensten moet gaan aanbieden. Nu ligt er voor huisartsen en zorgverzekeraars alleen nog de taak om patiënten ook op die online toegang te wijzen.”
Online inzage medische gegevens
Een ander opvallend resultaat uit de eHealth-monitor is de overduidelijke behoefte die leeft bij patiënten om hun medische gegevens te kunnen inzien: ongeveer de helft van de zorggebruikers (45%-51%) geeft aan inzage te willen.
Veel patiënten willen dossierinzage, maar de mogelijkheden zijn nog beperkt
Maar op het gebied van dossierinzage voor patiënten zijn de mogelijkheden nog beperkt. Slechts 1-2% van de patiënten heeft in het afgelopen jaar tenminste een keer online de eigen medische gegevens ingezien. Ongeveer de helft van de huisartsen wil aan patiënten inzage bieden in de voorgeschreven medicatie (48%), terwijl maar een op de tien plannen heeft om dit binnen één jaar mogelijk te maken (12%).
Communicatie tussen zorgverlener en zorggebruikers: wie kan medische gegevens inzien?
Kortom: artsen bieden hun patiënten nog nauwelijks de mogelijkheid tot online inzage in het dossier, terwijl de helft van de ondervraagde zorggebruikers dit wel zou willen. Nictiz constateert een zekere terughoudendheid bij artsen, met name vanwege vragen over hoe inzage het beste praktisch georganiseerd kan worden.
Belemmeringen
Wat verklaart die terughoudendheid als het op digitale zorgtoepassingen aankomt? Nictiz en NIVEL concluderen dat er een aantal belemmeringen of weerstanden bestaan in de praktijk. Huisartsen rapporteren het meest dat bij contact via internet de communicatie niet duidelijk genoeg is en dat er een gebrek aan financiële vergoeding is voor de tijd die hier in gaat zitten. Daarnaast vindt 43% van de huisartsen die belemmeringen ervaren online contact minder efficiënt dan telefonisch en face-to- face contact. “Afspraken online maken doe ik nog niet, ik ben wat huiverig hoe vol mijn agenda dan gaat lopen”, zegt Van Eunen.
"Ik moet knippen en plakken in mijn computersysteem vanuit een e-mailomgeving"
Ook noemen de huisartsen het bezwaar dat de techniek niet altijd optimaal werkt, en er leven volgens hen vragen bij patiënten over beveiligingsaspecten. eHealth toepassingen werken vaak nog niet probleemloos. Ze zijn bijvoorbeeld moeilijk te integreren met het huisartsinformatiesysteem (HIS) of vragen veel handelingen om een bepaalde taak te verrichten.
Huisarts Rossen benadrukt dat eHealth-toepassingen moeten aansluiten op het huisartseninformatiesysteem . “Dat is de kern van onze business.” Maar die integratie is een ‘drama op het moment’. “Ik moet knippen en plakken in een HIS vanuit een e-mailomgeving omdat die twee systemen niet interoperabel zijn. Dat zijn praktische drempels.”
Geen plug and play
Uit de resultaten van de monitor blijkt ook dat eHealth geen plug and play is, geen kwestie van een knop aanzetten. Dat beeld wordt ook bevestigd door de geïnterviewde huisartsen. Rossen: “Consults via e-mails betekent ook dat ik mijn assistentes moet uitleggen dat ze die mails in de gaten houden, zodat er niet iemand om 15.00 uur mailt dat hij een druk op de borst voelt. Dat zijn processen die je moet sturen en waar je dus ook over na moet denken.” Digitale toepassingen betekenen goed organiseren en veiligheid regelen.
"eHealth betekent ook dat je werkprocessen anders moet gaat inrichten"
Gevraagd naar de systemen, netwerken of diensten om elektronisch informatie over patiënten te delen met zorgverleners of zorginstellingen buiten de praktijk, antwoordt bijna 15% van de huisartsen dat zij publieke internetdiensten, zoals Whatsapp, Dropbox of WeTransfer gebruiken. Ook ‘gewone’ e-mail wordt door 78% van de huisartsen gebruikt om informatie te delen. De Wit: “WhatsApp-en doe ik veel met mantelzorgers van chronische patiënten en met mensen die chemo hebben of terminaal zijn. Dat is prettig contact: het loopt door in je vrije tijd en de drempel is lager voor patiënten.”
"Bij WhatsApp is de drempel voor patiënten lager"
Nieuwe handreiking voor huisarten
Volgens Jaco van Duivenboden, werkzaam bij de sectie Automatisering bij het Nederlands Huisartsen Genootschap – de wetenschappelijke vereniging van huisartsen - is het voor huisartsen niet altijd duidelijk welke vormen van communicatie voldoen aan de diverse wetten en privacyregels. “We zijn precies om die reden bezig met een nieuwe handreiking voor huisartsen die aan de slag willen met online communicatie. Die handreiking beschrijft hoe het NHG aankijkt tegen bekende en relatief nieuwe vormen van eHealth, maar doet vooral aanbevelingen hoe daarmee in de praktijk om te gaan. Daarbij gaat het om allerlei kwaliteitsaspecten, waaronder informatiebeveiliging.”
Of de consument graag via Whatsapp of Twitter met de dokter zou wilen communiceren is niet bekend. Volgens Nictiz-directeur Lies van Gennip is de conclusie gerechtvaardigd dat zorgconsumenten en huisartsen elkaars wensen en verwachtingen over online communicatie beter zouden moeten leren kennen.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!