Gynaecologen van het Groene Hart Ziekenhuis (GHZ) en verloskundigen uit de regio kunnen sinds kort als één van de eersten in Nederland in acute situaties digitaal gegevens over een zwangere overdragen. Dit kan babysterfte helpen voorkomen. De basis voor deze digitalisering van gegevensoverdracht is landelijk binnen het PWD-programma (Digitaal Webbased Dossier) opgepakt. Hoe werkt deze standaard in de praktijk?
De geboortezorg in Nederland is al jaren in opspraak. In 2010 bleek uit een onderzoek van het UMC Utrecht (gepubliceerd in het British Medical Journal) dat babysterfte in Nederland tijdens de zwangerschap of bevalling mogelijk te wijten is aan de slechte overdracht tussen verloskundigen en gynaecologen. Vrouwen die thuis aan een bevalling beginnen en toch naar het ziekenhuis moeten, zouden hiermee een groter risico lopen op complicaties voor moeder of kind. Minister Schippers van het ministerie van Volksgezondheid, Sport en Welzijn, trok aan de bel en er ontstonden initiatieven om een betere samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen te bevorderen, bijvoorbeeld in een verloskundig samenwerkingsverband (VSV). Maar daarmee was het effectief uitwisselen van data tussen de betrokkenen in zo’n VSV nog steeds niet opgelost.
Weerbarstige realiteit
Eric Hallensleben, gynaecoloog in het Groene Hart Ziekenhuis, maakt de problematiek rondom (communicatie binnen de) geboortezorg al jaren mee. Hallensleben is al tien jaar voorzitter van het regionale samenwerkingsverband VSV en zit in de landelijke commissie voor de informatie-uitwisseling in de zorg.
"Het is niet lastig om te zien waar het momenteel misgaat bij de communicatie tussen de gynaecologie en de verloskunde"
“Het is niet lastig om te zien waar het momenteel misgaat bij de communicatie tussen de gynaecologie en de verloskunde. We werken allemaal met verschillende dossiers en systemen. In vijftig procent van de zwangerschappen wordt een vrouw in haar zwangerschap van de eerstelijns verloskundige doorgestuurd naar de tweede lijn (gynaecoloog). Zorgprofessionals moeten dan data uitwisselen met elkaar over die zwangere. Doordat we allemaal met verschillende systemen werken kunnen deze gegevens niet digitaal worden uitgewisseld. In de praktijk gebeurt de gegevensuitwisseling daarom vaak met papier of fax. Dat kost niet alleen een bos per jaar, het is ook omslachtig, onpraktisch en vergroot de kans op fouten.”
Sjaak Toet, verloskundige bij Verloskundigen praktijk Sliedrecht en lid van de PWD Focusgroep Zorgverleners, herkent die realiteit. “In de praktijk worden zwangerschapskaarten vaak nog per fax verstuurd of zelfs op papier aan de zwangere meegegeven als zij bijvoorbeeld voor een controle naar het ziekenhuis moet.”
Waarom niet één dossier?
Op dit moment zijn er in eerstelijnszorg minimaal drie dossiersystemen voor verloskundigen en in de tweedelijnszorg minimaal vier dossiersystemen voor gynaecologen. Daarnaast hebben de grote academische ziekenhuizen een eigen elektronisch dossier om gegevens over zwangeren bij te houden. Al deze dossiersystemen zijn onderling niet vergelijkbaar en communiceren niet met elkaar. Al in 2007 pleit Hallensleben binnen de commissie voor informatie-uitwisseling voor één dossier waar zowel de verloskundigen als de gynaecologen in werken. Maar dat blijkt vrijwel onmogelijk. De oorzaken die Hallensleben en Toet hiervoor noemen is dat marktpartijen uit concurrentieel oogpunt geen interesse hebben in een samenwerking en dat zorgverleners gewend zijn aan hun eigen systeem en liever niet willen wennen aan een nieuw systeem.
Er bestaan binnen de geboortezorg ruim vijfhonderd items in de elektronische dossiers die van systeem tot systeem verschillen
Het grootste probleem van werken in verschillende dossiers is dat deze dossiers niet dezelfde taal spreken. Toet: “Als je met elkaar informatie wilt uitwisselen en in het ene dossier staat ‘deze vrouw rookt vijf tot tien sigaretten per dag’ en in het andere dossier staat ‘deze vrouw rookt zes sigaretten per dag’ dan heb je ICT-technisch een probleem.” In totaal staan er volgens de verloskundige binnen de geboortezorg ruim vijfhonderd items in de elektronische dossiers die van systeem tot systeem verschillen.
Iedereen op één lijn
In 2012 wordt daarom een landelijke commissie opgericht waarin zowel verloskundigen, gynaecologen, kinderartsen en ICT-professionals vanuit Nictiz aanschuiven om samen te werken aan een oplossing. Die moet liggen in een ICT-standaard voor digitale gegevensoverdracht- en uitwisseling. Het gaat hierbij niet alleen om basale patiëntgegevens, maar ook om zorginhoudelijke en medische informatie die van cruciaal belang is in en rondom (acute) overdrachtssituaties, zoals bloeddruk of bloedverlies.
Met de komst van de ICT-standaard wordt afgesproken dat er vanaf nu één ICT-taal gesproken moet worden: HL7 versie 3. Michael Tan is als productmanager bij Nictiz nauw betrokken geweest de ontwikkeling van die ICT-standaard. “Binnen het PWD-project werkten we met drie focusgroepen die zich richtten op communicatie tussen zorgverleners, de processen die met het RIVM te maken hebben, zoals echo-onderzoek, downscreening en hielprikken en perinatale registratie voor onderzoek over geboortezorg.”
… en zorgen voor één taal
Naast een eenheid in ICT-taal moet er ook een eenheid van definities komen, zodat bijvoorbeeld voor etniciteit iedereen hetzelfde lijstje gebruikt.‘Kaukasisch’ kan niet in een ander lijstje ‘Noord Europees’ heten”, verklaart Toet. “Die data-set hebben we met alle betrokkenen samen bedacht.”
Met die eenheid van (ICT-)taal moesten dossier-bouwers zoals Chipsoft, Mosos, Vrumun, Orfeus en Onatal aan de slag om de door hen ontwikkelde dossiers aan te passen. Acute berichtgeving stond het eerst op het lijstje. “Dat is noodzakelijke berichtgeving bij een onverwachte ziekenhuisopname rond een bevalling”, vertelt Hallensleben. Dankzij de PWD-standaard kunnen verloskundigen en gynaecologen acute berichten onderling moeiteloos met elkaar uit te wisselen. Als een barende vrouw nu halsoverkop naar het ziekenhuis moet om drie uur ’s nachts, kan de verloskundige met haar iPad met één druk op de knop alle essentiële gegevens van die vrouw direct naar het ziekenhuis versturen zodat wij haar goed kunnen ontvangen.”
"De verloskundige kan via haar iPad met één druk op de knop alle essentiële gegevens van die vrouw direct naar het ziekenhuis versturen"
De gedachtegang bij de focus op de acute berichtgeving was dat als die eerste berichtgeving goed werkt, je al zeventig items hebt die binnen de verloskunde en gynaecologie hetzelfde moeten betekenen. “Vervolgens kunnen we van daaruit verder werken en zorgen dat alle berichtgeving op den duur conform dezelfde ICT-(taal) gaat.”
De ontwikkelde PWD-standaard wordt op dit moment overigens niet alleen gebruikt voor acute gegevensuitwisseling, maar vormt ook de basis voor de berichten aan het RIVM en de Perinatale Registratie Nederland (PRN), die gegevens verzamelen over zwangerschap en geboorte op basis van de door de gynaecologen en verloskundigen geregistreerde data.
Pilot in de GHZ
In de regio van het Groene Hart Ziekenhuis (GHZ) heeft de afgelopen weken een pilot gedraaid met de PWD-standaard. De impact van de standaard op zijn dagelijkse werkzaamheden volgens Hallensleben mee. “Wij hadden al erg goed contact met de verloskundigen in onze regio. We oefenen regelmatig in gegevensoverdracht met hen waarbij telefoongesprekken volgens een vast stramien verlopen.” Dat het contact in zijn regio al zo goed was, maakt de digitale gegevensoverdracht minder een mijlpaal, verklaart Hallensleben. Wel maakt de gynaecoloog duidelijk dat hij zich kan voorstellen dat dit in regio’s waar minder goed wordt samengewerkt wel het geval is. “Als de samenwerking beperkt is en de communicatie niet optimaal verloopt, is de technische mogelijkheid om snel informatie uit te wisselen essentieel.”
Verbeteringen op allerlei plaatsen
Harold Mous, gynaecoloog in ziekenhuis Nij Smellinghe merkt wel grote verschillen. Mous is vanaf het begin betrokken geweest bij de opzet van de PWD-standaard. Voor deze standaard ging het er in Nij Smellinghe volgens Mous heel anders aan toe. “De kaart met gegevens van de zwangere erop werd soms gefaxt en vaak door de verloskundige gebracht. Hierdoor verliep het systeem niet per se slecht, maar gegevens moeten wel overgetypt worden, en dat kon wel tot fouten leiden.”
"De kaart met gegevens van de zwangere erop werd soms gefaxt en vaak door de verloskundige gebracht"
Dankzij de PWD-standaard kan Mous een bericht met acute gegevens digitaal van de eerste lijn ontvangen. “Op dit moment doen we dit als proef. We wisselen echte patiëntgegevens uit, maar dragen ter controle ook nog op de oude manier over. Daarbij is het systeem dat wij nu gebruiken in staat om berichten te ontvangen, te tonen en te koppelen aan de juiste patiënt, maar worden de gegevens nog niet op de juiste plek in het dossier gezet.”
Verbeteringen die Mous ziet in het gebruik van de PWD-standaard zitten vooral in de communicatie en het voorkomen van fouten. “Een ontvangende zorgverlener kan zich direct inlezen in de gegevens van de zwangere zodra hij deze informatie digitaal ontvangt. Door de snelheid van gegevensuitwisseling kunnen we efficiënter communiceren onderling, maar ook met de zwangere en haar partner. Er worden daarnaast minder fouten gemaakt door eenmalige registratie van gegevens en de registratie aan het RIVM en PRN is nauwkeuriger. Tenslotte biedt de standaard mogelijkheid om te komen tot gerichte en efficiënte inzichten voor de zwangere in haar dossier.”
Mous erkent dat het nog een belemmering is dat niet alle ICT-leveranciers de dataset willen en of kunnen inbouwen. “Maar doordat de dataset nu als standaard is uitgroepen door onder andere het KNOV en NVOG zal dit langzaam maar zeker een vereiste worden.”
Iedereen aan de PWD-standaard
Nu van start is gegaan met een standaard voor acute gegevensoverdracht èn praktijkervaring is opgedaan, moeten alle verloskundigen en gynaecologen in Nederland ermee werken, meent Toet. “De regio’s moeten elkaar stimuleren om er daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. Technisch gezien is het mogelijk.” Een alternatief voor de PWD-standaard is er volgens Toet eigenlijk niet meer. “Er zijn regio’s die zeggen ‘wij gaan met elkaar in één systeem werken’, maar daar los je het probleem niet mee op. Dat is leuk voor die regio, maar niet voor de patiënt. Stel een vrouw komt onverwacht in een andere regio in het ziekenhuis terecht, dan is het wel zo fijn als zij daar haar gegevens bij de hand hebben. Je moet er uiteindelijk naartoe dat de PWD-standaard in heel Nederland de standaard wordt.” Ook voor landelijke registraties zoals PeriNed en Peridos is het PWD van groot belang.
"De regio’s moeten elkaar stimuleren om er daadwerkelijk mee aan de slag te gaan. Technisch gezien is het mogelijk"
Volgens Hallensleben zal er vanuit de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ook steeds actiever gekeken worden of zorginstellingen en –professionals al gebruikmaken van de standaard. Daarnaast zullen zorgverzekeraars druk uitoefenen door de standaard als voorwaarde voor contracteren aan te bieden, meent de gynaecoloog. “Hoewel er natuurlijk grenzen zitten aan zo’n dwingende maatregel en je dus met een interessant spanningsveld te maken hebt, verwacht ik dat er in 2017 van alle VSV’s wordt geëist dat ze een elektronisch systeem hebben om informatie uit te wisselen volgens de PWD-standaard.”
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!