Nederland scoort in vergelijkende internationale onderzoeken goed met eHealth. Elektronische dossiervoering en informatie-uitwisseling door zorgverleners doen het vooral goed. Volgens de eHealth-monitor 2014 houdt in Nederland inmiddels 98% van de huisartsen zijn dossier voornamelijk of uitsluitend elektronisch bij. We vinden elektronische dossiervoering inmiddels zo gewoon dat we het nauwelijks nog ‘eHealth’ zouden moeten noemen.
eHealth is een breed containerbegrip, zo blijkt ook uit het eHealth cocreatie-boek. eHealth-toepassingen als e-consult, online behandeling of telemonitoring zijn het meest bekend en worden het meest toegepast. Driekwart van de huisartsen gebruikt bijvoorbeeld teledermatologie. Toch is het gebruik van eHealth-toepassingen over de hele linie van de gezondheisdzorg niet zo gunstig als bij dossiervoering, zo blijkt uit de eHealth-monitor 2014.
In oktober 2014 brachten Nictiz en het NIVEL voor de tweede keer de eHealth-monitor uit. De eHealth-monitor is een nationaal doorlopend onderzoek, waarin Nictiz en het NIVEL jaarlijks de stand van zaken over eHealth in Nederland in kaart brengen. Welke eHealth-toepassingen zijn er beschikbaar voor zorggebruikers, artsen, verpleegkundigen, verzorgenden en praktijkondersteuners en waar maken ze gebruik van?
Onderwerpen in de eHealth-monitor
De eHealth-monitor hanteert een brede opvatting van eHealth. Allereerst gaat eHealth volgens de monitor om online mogelijkheden voor de zorggebruiker, bijvoorbeeld het via internet zoeken naar informatie over gezondheid, zorg en zelfzorg. Daarnaast wordt gekeken naar de contactmogelijkheden tussen zorggebruiker en zorgprofessional, zoals het online aanvragen van een herhaalrecept bij de huisarts, en vormen van online behandeling, bijvoorbeeld bij fysiotherapeut of psychiater. Verder wordt gekeken naar de langdurige zorg, zoals gebruik van toezichthoudende technieken en beeldbellen. Tenslotte wordt ingegaan op elektronische dossiervoering door zorgprofessionals en naar elektronische informatie-uitwisseling tussen zorgprofessionals onderling.
In dit artikel presenteren we de belangrijkste resultaten uit de eHealth-monitor 2014 in zes verschillende thema’s.
Zoeken en bijhouden van gezondheidsinformatie
Voor de zorggebruiker thuis zijn er veel verschillende eHealth-mogelijkheden. Daarvan wordt volgens zorggebruikers het zoeken naar informatie op internet het meest gebruikt. Ongeveer tweederde van de zorggebruikers zoekt zelf informatie over zijn of haar ziekte of behandeling.
Zoeken en bijhouden van gezondheidsinformatie
Mensen kunnen ook zelf gezondheidsinformatie verzamelen en bijhouden via mobiele apps of op een website. Ongeveer een tiende van de zorggebruikers gebruikte een apparaat of mobiele app die de lichamelijke activiteit bijhoudt, zoals een stappenteller. Ook ongeveer een tiende heeft zelf gezondheidswaarden gemeten (zoals gewicht of bloeddruk) en die bijgehouden via een website of een app. Andere vormen van het zelf bijhouden van informatie werden minder toegepast, zoals zelf gegevens bijhouden over doktersbezoeken of behandeling (3%), of zelf gegevens bijhouden over voeding en/of dieet (8%).
Communicatie tussen zorggebruiker en zorgverlener
Een belangrijke categorie van eHealth-toepassingen is gericht op het contact tussen zorgverlener en zorggebruiker. Bij deze toepassingen is er een duidelijk verschil tussen de door artsen geboden mogelijkheden en het gebruik ervan door zorggebruikers .
Zo zegt zes op de tien huisartsen via internet herhaalrecepten aan te bieden en bijna de helft zegt de mogelijkheid aan te bieden om een vraag te stellen via e-mail of een website. Ook ongeveer een derde van de medisch specialisten biedt de mogelijkheid om online vragen te stellen en ruim een vijfde biedt de mogelijkheid van online afspraken.
Wat opvalt is dat ruim de helft van de zorggebruikers niet blijkt te weten of hun huisarts of medisch specialist dergelijke mogelijkheden aanbiedt. Het gebruik ervan blijft dan ook achter bij het aanbod dat artsen melden. De meest gebruikte mogelijkheden zijn elektronische herinneringen via sms of e-mail bij de tandarts (27% van de zorggebruikers) en herhaalrecept bij de huisarts (18% van de zorggebruikers). Overige mogelijkheden worden door minder dan een op de tien zorggebruikers gebruikt. Wel zegt zo’n twee op de vijf zorggebruikers dat te willen.
Als het gaat om inzage voor patiënten in het dossier van hun zorgverlener, dan zijn de mogelijkheden nog zeer beperkt. Met uitzondering van inzage in medicatie bij de huisarts (12% van de huisartsen), zegt minder dan een tiende van de artsen online inzagemogelijkheden te bieden. Twee derde van de zorggebruikers weet niet of inzage mogelijk is bij hun huisarts, maar ongeveer de helft van de zorggebruikers zou dit wel willen. Op het gebied van online dossierinzage is dus nog een wereld te winnen.
Online behandeling
Sommige eHealth-toepassingen ondersteunen vormen van online behandeling. Een belangrijk voorbeeld is telemonitoring. Zowel artsen als verpleegkundigen zetten dit in om de gezondheid van chronisch zieken op afstand in de gaten te houden, op basis van door de patiënt gemeten gezondheidswaarden. Huisartsen zetten telemonitoring vooral in bij patiënten met diabetes (15% van de huisartsen) en in mindere mate bij patiënten met hartfalen of COPD. Ook onder medisch specialisten komt telemonitoring het meest voor bij patiënten met diabetes. Van de verpleegkundigen zegt een vijfde dat telemonitoring door henzelf of binnen hun instelling wordt toegepast.
In de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) komen diverse vormen van online behandeling voor. Bij twee vijfde van de psychiaters is het mogelijk via internet een vraag te stellen over psychische problemen. Daarnaast zegt ruim een vijfde dat patiënten een psychologische zelftest kunnen doen of een behandeling in combinatie met offline face-to-face contacten. Andere mogelijkheden, zoals behandeling zonder combinatie offline en face-to-face contacten, worden door minder psychiaters geboden.
Online fysiotherapie (beeld: Mijn Fysio Online)
Van de zorggebruikers heeft iets minder dan een tiende een psychologische zelftest gedaan en 1% via een website (anoniem) een behandeling gevolgd voor psychologische problemen. Daarbij moet wel worden aangetekend dat in het onderzoek is gekeken naar een groep zorggebruikers die een doorsnee vormt van de Nederlandse bevolking. Van de zorggebruikers in het onderzoek ervoer 1% een slechte psychische gezondheid en 6% een matige psychische gezondheid.
Online behandeling bij fysiotherapie is nog onbekend bij zes van de tien zorggebruikers die een fysiotherapeut bezochten. Het werd gebruikt door 1% van de zorggebruikers die een fysiotherapeut bezochten.
Begeleiding op afstand
Met name in de langdurige zorg zijn diverse mogelijkheden bekend om cliënten op afstand te begeleiden. Het meest wordt gebruikgemaakt van toezichthoudende technieken, zoals bewegingsmelders of valdetectie. Vooral in de care wordt dit ingezet: toezichthoudende technieken worden gebruikt in de instelling van ruim de helft van de verpleegkundigen en verzorgenden in de care. Andere technieken, zoals beeldbellen en de inzet van medicijndispensers, zijn in gebruik bij een op de tien verpleegkundigen en verzorgenden in de instelling waar zij werken.
Elektronische dossiervoering
Zoals gezegd is de elektronische dossiervoering onder artsen in Nederland vergevorderd. Van de huisartsen houdt 98% en van de medisch specialisten 75% het patiëntendossier voornamelijk of uitsluitend elektronisch bij. Verpleegkundigen in de care hebben hierbij een achterstand op artsen. In de care houdt 31% het dossier voornamelijk of uitsluitend elektronisch bij.
Contact tussen zorgverleners
Ook op het gebied van elektronische informatie-uitwisseling tussen zorgverleners is al veel mogelijk, waarbij huisartsen voorop lopen. Vrijwel alle huisartsen zeggen gebruik te maken van een systeem voor elektronische informatie-uitwisseling met apotheken, huisartsenposten, laboratoria en ziekenhuizen (84-93%). Medisch specialisten rapporteren iets minder mogelijkheden tot informatie-uitwisseling; van hen zegt ongeveer de helft gebruik te maken voor een systeem voor informatie-uitwisseling met huisartsenpraktijken of laboratoria.
Toch kan ook op dit gebied nog meer bereikt worden. Opmerkelijk is dat slechts een tiende van de medisch specialisten zegt elektronisch informatie te kunnen uitwisselen met andere ziekenhuizen, terwijl drie vijfde van de medisch specialisten elektronische informatie-uitwisseling met andere ziekenhuizen wenselijk zou vinden. Uitwisselingsmogelijkheden tussen cure en care zijn ook beperkt; minder dan een tiende van de artsen gebruikt een systeem voor informatie-uitwisseling met thuiszorginstellingen of verpleeghuizen. Wat verder opvalt bij informatie-uitwisseling tussen zorgverleners is dat artsen met name medicatieoverzichten minder kunnen uitwisselen dan gewenst. Slechts een derde van de huisartsen zegt ontslagmedicatie van een ziekenhuis elektronisch te kunnen ontvangen en nog geen een vijfde van de specialisten kan een actueel medicatieoverzicht ontvangen van een openbare apotheek, terwijl in beide gevallen de meerderheid van de artsen dit wel wenselijk vindt.
Online contact tussen zorgverleners en patiënt (beeld: Webcamconsult)
Een andere vorm van contact tussen zorgverleners die breed verspreid is, is teledermatologie, waarbij de huisarts een foto maakt van een deel van de huid van de patiënt en vervolgens langs elektronische weg een advies krijgt van een dermatoloog. Drie kwart van de huisartsen gebruikt dit.
Beeldconsult tussen artsen onderling is nog geen gemeengoed. Dit is bij een vijfde van de medisch specialisten mogelijk bij contact tussen medisch specialisten in verschillende zorginstellingen.
Wat kan er nog beter?
Zoals blijkt uit de cijfers, is het beeld van eHealth in Nederland gemengd. Terwijl sommige zaken al heel hard gaan, zoals teledermatologie, komen andere zaken minder snel tot grootschalige toepassing, zoals het zelf online bijhouden van gegevens over doktersbezoeken en behandeling, of online behandeling bij bijvoorbeeld de fysiotherapeut.
Op basis van vragenlijsten en groepsgesprekken met huisartsen, verpleegkundigen en zorggebruikers hebben de onderzoekers van de eHealth-monitor enkele verbeterpunten naar voren gebracht die als aanbevelingen in de eHealth-monitor staan. Deze worden hieronder besproken.
eHealth nog niet altijd ‘plug en play’
De verwachtingen van eHealth zijn bij beleidsmakers en bestuurders vaak hoog en de technische mogelijkheden lijken onbegrensd. Maar de praktijk op de werkvloer is weerbarstig. Daar merken verpleegkundigen bijvoorbeeld dat nieuwe toepassingen geïntroduceerd worden zonder voldoende technische ondersteuning en training. Ook zijn er problemen met de techniek zelf: draadloze netwerkverbindingen blijken niet overal beschikbaar, er moet informatie worden overgetypt omdat systemen onderling geen informatie kunnen uitwisselen, computersystemen werken soms traag of kampen met storingen, of de bediening wordt als omslachtig ervaren. Voldoende aandacht voor de introductie van eHealth-oplossing en goede technische ondersteuning blijven dus belangrijk.
Procesinnovatie is moelijk
Vooral eHealth-toepassingen die samengaan met veranderingen in het proces van zorgverlening, blijken lastig in te voeren. Juist waar het werkproces verandert met de invoering van eHealth, doemen voor zorgverleners in de praktijk lastige vragen op die niet altijd makkelijk van te voren te beantwoorden zijn. Wat als e-consult leidt tot een toename van e-mail die in de avond moet worden afgehandeld? Is goede triage nog wel mogelijk bij online afspraken?
Ondanks dergelijke uitdagingen, blijken zorgprofessionals zeker niet afwijzend te staan tegenover eHealth. Het besef leeft ‘dat eHealth eraan komt’ en dat ‘je ermee aan de slag moet’, maar zorgprofessionals worstelen met veel praktische vragen over de gevolgen voor hun werkprocessen. Ze kunnen daarbij vooral veel aan elkaar hebben. Het is daarom belangrijk om onderlinge kennisuitwisseling tussen vakgenoten te blijven bevorderen, vooral op het punt van praktische ervaringen, tips en best practices.
Soms onvoldoende meerwaarde
De eHealth-succesverhalen laten zien dat een voorwaarde voor het gebruik is dat een eHealth-toepassing in een duidelijke behoefte voorziet. Een innovatie moet voldoende opleveren voor degene die hiervoor een inspanning moet leveren. Het blijkt moeilijk om te zorgen dat elke eHealth-toepassing waar vanuit beleidsperspectief misschien veel verwacht wordt, automatisch aan die voorwaarde voldoet. De praktijk is nu vaak dat een eHealth-toepassing aanvankelijk extra geld en/of inspanning kost en (nog) onvoldoende meerwaarde biedt voor degene die erin investeert, of voor de beoogde gebruikers. Soms ook komen de voordelen niet terecht bij diegene die de investering moet doen.
Meerwaarde hoeft zeker niet alleen financieel te zijn. Als positieve effecten van het inzetten van eHealth noemen artsen bijvoorbeeld: toegenomen gemak voor patiënten (‘verbeteren van de toegankelijkheid van mijn praktijk’, ‘patiënten vinden het prettig’), bescheiden efficiëntiewinst of een verbeterd imago (‘het laat zien dat we met onze tijd meegaan’). Ook gemak in het werk is bij zorgverleners een drijfveer. Ook zorggebruikers blijken toepassingen te waarderen die direct gemak opleveren, zoals het maken van afspraken via internet en het online aanvragen van herhaalrecepten.
Voor een werkelijk grootschalige toepassing van eHealth is er een goede balans nodig tussen de investering (geld en tijdsinspanning) en de ervaren meerwaarde (betere zorg, gemak en financiële vergoeding). Het is belangrijk om dat voortdurend in het oog te houden.
Dit artikel komt uit het Co-creatie eHealthboek waaraan Nictiz heeft bijgedragen
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!