De Hart&Vaatgroep, de patiëntenorganisatie voor mensen met hart- of vaataandoeningen en hun naasten, publiceert de resultaten van een onderzoek naar het aanbod van telebegeleiding voor patiënten met chronisch hartfalen. Uit een inventarisatie onder vijftig ziekenhuizen blijkt dat telebegeleiding niet is toegenomen sinds 2014. “Het aantal mensen met hartfalen zal drastisch toenemen, daar gaan we onze handen vol aan hebben.”
Inge van den Broek, beleidsadviseur bij de Hart&Vaatgroep: “Dit onderzoek wordt voor de derde keer uitgevoerd, waarbij we een enquête hebben gestuurd naar raden van bestuur en managers cardiologie bij Nederlandse ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra. Bij slechts negen van de instellingen die op onze inventarisatie reageerden is telebegeleiding beschikbaar voor al hun hartfalenpatiënten. In totaal maken in deze instellingen zo’n 1200 patiënten daadwerkelijk gebruik van telebegeleiding.”
Postcodeloterij
Volgens de Hartstichting zijn er zo’n 142.000 mensen met hartfalen in Nederland. Van den Broek: “Er komen 26.000 nieuwe patiënten per jaar bij. Stel dat de helft van die nieuwe patiënten telebegeleiding zou willen en kunnen gebruiken, dan zitten we nu op nog geen tien procent van de patiënten. Nu zijn patiënten afhankelijk van hun ziekenhuis of zorgverlener of ze hier gebruik van kunnen maken. Wij vinden dat dat niet kan, het moet geen postcodeloterij zijn.”
De belofte van telemonitoring, of zorg op afstand, is dat hartfalenpatiënten minder vaak naar het ziekenhuis hoeven te komen als ze thuis hun bloeddruk, gewicht en hartslag kunnen meten, monitoren en doorsturen naar een arts of verpleegkundige. “Bovendien kan thuis monitoren ervoor zorgen dat zorgverleners vroeger kunnen ingrijpen. Daarmee wil je complicaties en heropnames in het ziekenhuis voorkomen”, zegt Van den Broek.
Verschillende uitkomsten
Tegelijk geeft ze ook aan: telebegeleiding is complexer dan ‘een mailtje sturen naar de huisarts’. Maar volgens de Hart&Vaatgroep is het achterblijven van telebegeleiding geen technisch issue. “Telebegeleiding moet goed in het werkproces ingepast worden om, deels, een vervanging te kunnen zijn voor het consult. Wij horen met name weerstand onder cardiologen, die zeggen: het is niet bewezen dat het leidt tot minder ziekenhuisopnames en minder sterftegevallen. Over inzet van telebegeleiding bestaan inderdaad wetenschappelijke onderzoeken met verschillende uitkomsten. Maar wij zeggen: het is geen pil of tabletje wat je inneemt, maar begeleiding die ondersteunend is aan het zorgproces.”
Kijk naar de voordelen die het patiënten biedt, zegt Van den Broek: een betere kwaliteit van leven, het geeft patiënten veel onafhankelijkheid, ze kunnen contact opnemen met zorgverleners wanneer het hen uitkomt, en hoeven niet zo vaak naar het ziekenhuis. “Natuurlijk verschilt het per patiënt: een 90-jarige hartpatiënt heeft andere behoefte dan 27-jarige die hartfalen heeft. Voor patiënten zelf is het allerbelangrijkste dat de telebegeleiding op maat is. Dat in gesprek met de patiënt, en eventuele naasten, bekeken wordt of er gemonitord wordt en wat dan, hoe vaak iemand gaat meten of wegen, wat die persoon hiervan op afstand wil doen en waarvoor hij persoonlijk contact met de zorgverlener wil.”
"Voor patiënten zelf is het allerbelangrijkste dat de telebegeleiding op maat is"
Ziekenhuisbedden opvullen
De politieke wil is er: demissionair minister Schippers stelde in 2014 aan aantal concrete eHealth-doelstellingen. Een van de doelen: binnen vijf jaar (dus over anderhalf jaar inmiddels) kan 75% van de chronisch zieken en kwetsbare ouderen - wie dit wil en hiertoe in staat is - zelfstandig metingen uitvoeren, idealiter in combinatie met gegevensmonitoring op afstand door de zorgverlener. Technisch gezien is telemonitoring haalbaar, de huidige apparatuur voldoet, zeggen experts.
Ook ziekenhuizen zelf zeggen geld te kunnen besparen door sommige ziekenhuiszorg meer naar de thuissituatie te verplaatsen. De business case voor thuis monitoren van bijvoorbeeld COPD-patiënten of vrouwen met een hoog risico op zwangerschapscomplicaties kan op papier positief uitpakken, blijkt uit een recent rapport Beter Thuis van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ). Maar of dat de zorg goedkoper maakt, daar zijn de meningen over verdeeld. In dit artikel schetst econoom Wim Groot dat ziekenhuizen door de zorg te verplaatsen naar de thuissituatie meer bedden overhouden. “Maar die bedden gaan ze natuurlijk vullen met andere dure ziekenhuiszorg.”
Volgens Leonard Witkamp, directeur van KSYOS TeleMedisch Centrum en bijzonder hoogleraar telemedicine, past telemonitoring voor hartfalenpatiënten niet in het financiële model om het budget van het ziekenhuis te verkleinen. Veel ziekenhuizen hebben een gespecialiseerde hartfalenpoli ingericht. Op papier is er een business case te maken met soms aanzienlijke besparing, maar in de praktijk blijkt er geen echte drijfveer voor ziekenhuizen om kosten te besparen. “Het druist in tegen hele principe hoe het ziekenhuis in elkaar zit.”
Leonard Witkamp, bijzonder hoogleraar Telemedicine aan de Universiteit van Amsterdam (foto: Marcel Bakker)
De vaak genoemde telemonitoring projecten worden volgens hem bewust klein gehouden. “Met chronische patiënten zoals mensen met COPD of hartfalen verdient het ziekenhuis aan een korte opname, aan een lange opname verliest het ziekenhuis geld. Die lange opname probeert het ziekenhuis te voorkomen al of niet met telemonitoring.” Hij schetst ook het probleem van de door telemonitoring ontstane lege ziekenhuisbedden die vervolgens weer gevuld worden. “Bijvoorbeeld door meer hartpatiënten te zien, die vervolgens een ICD krijgen, een klein apparaatje dat onder de huid wordt geïmplanteerd bij mensen met een hartritmestoornis. Die leveren het ziekenhuis veel geld op.”
NVZ: meer geld voor ICT nodig
De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen beroept zich op het standpunt dat er voor eHealth en zorg op afstand dringend investeringen in ICT nodig zijn, aldus NVZ. Kortom, ziekenhuizen willen meer geld om zulke eHealth en telemonitoringsinitiatieven verder te ontwikkelen, om zo de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden.
Die roep om meer investeringen is onzin, volgens sommige experts. Bedrijven investeren als ze daar baat bij hebben, maar ziekenhuizen hebben geen baat bij investeringen die mogelijk tot minder patiënten, ligdagen of declaraties leiden.
Een besparing op het aantal ligdagen of declaraties wordt natuurlijk pas echt een besparing wanneer die integraal deel uitmaakt van de afspraken die zorgverzekeraars en ziekenhuizen maken, en het niet in een zwart budgetgat verdwijnt. Dat betekent dat het bij dit soort projecten cruciaal is dat naast die investering die de ziekenhuizen vragen voor extra ICT, de investeerders - zoals verzekeraar of het ministerie van VWS - ook de garanties krijgen dat de voorgeschotelde besparing op minder declaraties of minder ligdagen keihard is.
Naast harde afspraken is er ook meer bewustwording nodig, denkt Witkamp. “Wil je echt iets veranderen, dan moet de onderbouwing steviger. Dan zul je echt de patiënt op de hoogte moeten brengen: bij een opname in ziekenhuis heeft u 20% meer kans op een infectie. Als u thuisblijft, heeft u die kans niet, wat kiest u?”
Noodzaak
Volgens Van den Broek is, naast patiëntvoorkeuren, ook een tekort aan zorgpersoneel een belangrijke drijfveer om anders te gaan werken. “Het aantal mensen met hartfalen zal drastisch toenemen, daar gaan we onze handen vol aan hebben. Doordat mensen ouder worden, door multi-morbiditeit, doordat mensen latere leeftijd hartfalen ontwikkelen, dus we zullen moeten kijken naar innovatieve zorg. We willen nu en in de toekomst aan zo veel mogelijk mensen in Nederland zo goed mogelijke zorg bieden. Dan moet de focus niet liggen op verlies aan inkomsten, maar op winst aan ruimte voor andere noodzakelijke zorg.”
Meer lezen?
https://www.smarthealth.nl/2014/11/27/eindelijk-een-sluitende-ehealth-business-case-van-82-miljoen/
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!