Het MedMij-programma, dat ervoor wil zorgen dat elke burger op een gemakkelijke en veilige manier digitaal zijn of haar gezondheidsgegevens kan verzamelen, aanvullen en delen met andere zorgaanbieders), heeft in de afgelopen maanden een aantal belangrijke stappen gezet. MedMij is een collectief van verzekeraars, overheid, Nictiz en koepels van zorgaanbieders onder aanvoerderschap van Patiëntenfederatie Nederland.
Het idee achter MedMij is dat er een gestandaardiseerd, landelijk afsprakenstelsel komt om betrouwbaar gegevens uit te wisselen tussen de systemen van zorgaanbieders en gemeenten enerzijds, en apps en websites die consumenten willen gebruiken om hun gezondheidsgevens te verzamelen. Zo’n app of website die een bredere verzameling van relevante gezondheidsgegevens en ook allerlei waardevolle tools bevat wordt een persoonlijke gezondheidsomgeving genoemd.
De Nederlandse zorgverzekeraars willen naar eigen zeggen hun verantwoordelijkheid nemen bij het tot stand komen van initiatieven als MedMij en eventueel daarvoor benodigde voorzieningen. Dat doen ze sinds deze zomer door financiering van het project PROVES (spreekt uit op zijn Engels als in bewijzen). Dit programma - met een budget van drie miljoen euro - wil aan de hand van praktische proof-of-concepts in een aantal korte slagen komen tot een betere landelijke zorginfrastructuur.
Prototype moet vooral vragen beantwoorden
MedMij is gekozen als initiatief waarvoor zo’n proof-of-concept, zeg maar een werkend prototype, gemaakt gaat worden. Daarbij wordt ook bekeken op welke manier optimaal hergebruik gemaakt kan worden van al bestaande voorzieningen of infrastructuren voor gegevensuitwisseling in de zorg. Kan bijvoorbeeld het Landelijke Schakelpunt (LSP) worden hergebruikt om gegevens aan persoonlijke gezondheidsomgevingen te leveren? Dat is op voorhand niet te zeggen, omdat de technische visie die MedMij tot nu toe zelf heeft ontwikkeld niet uitgaat van centrale landelijke schakelpunten als het LSP. Het bouwen van een prototype moet dit soort vragen gaan beantwoorden.
MedMij is overigens niet het enige project waarmee de verzekeraars in PROVES aan de slag gaan, de tweede proof-of-concept is gericht op de manier waarop burgers toestemming kunnen geven om hun medische gegevens te gebruiken. Dit programma heet Gespecificeerde Toestemming (GTS), en ook hierin werken alle zorgpartijen samen om door voormalig minister Edith Schippers geïntroduceerde nieuwe wetgeving in werkbare oplossingen om te zetten.
Betere afspraken voor uitwisseling
MedMij is gebaat bij betere afspraken over de digitale uitwisseling van medische informatie. Het ontbreken van goede afspraken over digitale informatie-uitwisseling wordt vaak genoemd als grootste belemmering voor de efficiënte inzet van eHealth door patiënten en zorgaanbieders, juist ook voor een goede communicatie tussen zorgaanbieders onderling.
Daarom is de totstandkoming van dergelijke afspraken het speerpunt van het zogeheten Informatieberaad, een breder initiatief dat is gericht op een 'duurzaam informatiestelsel voor de zorg'. Dit Informatieberaad is ook opdrachtgever van MedMij. De verzekeraars lieten deze zomer in dat beraad weten dat ze vaart willen maken met de gezamenlijke uitwerking van een visie op een landelijke zorginfrastructuur, en daar met PROVES ook middelen voor vrij willen maken.
Voor MedMij betekent de actieve betrokkenheid van de zorgverzekeraars dat er inmiddels hard wordt gebouwd aan een prototype van de verschillende componenten voor gegevensuitwisseling, waarmee de MedMij uitgangspunten in de praktijk kunnen worden beproefd. VZVZ, de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie die het al bestaande LSP beheert, is de opdrachtnemer voor het PROVES programma. De softwareontwikkeling van de MedMij proof-of-concept omgeving is onder andere belegd bij VECOZO, de organisatie die ten behoeve van zorgaanbieders en zorgverzekeraars al jaren als landelijk communicatiepunt fungeert, bijvoorbeeld voor het aanleveren van declaraties door zorgaanbieders.
MedMij gaat geen persoonlijke gezondheidsomgeving bouwen
MedMij gaat zelf geen software, apps of webdiensten bouwen. De pilot-omgeving die nu wordt gebouwd is bedoeld om te kunnen experimenten met een ‘tussenstation’ dat volgens de MedMij regels werkt. Omdat zo’n schakelpunt nu nog niet bestaat, nemen de verzekeraars en MedMij het initiatief voor een proof-of-concept, maar de definitieve versie(s) van zo’n schakelpunt zou ook door anderen kunnen worden gebouwd. Sterker nog: in de visie van MedMij zouden verschillende partijen zo’n digitaal uitwisselpunt tussen alle partijen kunnen bouwen. Wanneer zo’n schakelpunt aan de MedMij standaarden voldoet, moet de zorgconsument er op kunnen vertrouwen dat zo’n tussenstation veilig met gezondheidsgegevens omgaat.
Er moet in de komende tijd een aanbod op gang komen van aanbieders van persoonlijke gezondheidsomgevingen die op de MedMij manier zorggegevens kunnen ophalen bij de systemen van zorgaanbieders of bij tussenstations. MedMij wil daarvoor de technische standaarden en alle juridische zaken vastleggen in een zogeheten afsprakenstelsel. Daarvan is nu al een eerste versie beschikbaar, maar het idee is dat de inzichten uit de pilotprojecten tot steeds betere en werkbaarder afspraken gaan leiden.
Het programma is daarnaast afhankelijk van zorg ICT-leveranciers die hun software moeten gaan voorzien van een MedMij-koppelingen en daarnaast ook volgens de MedMij afspraken moeten gaan uitwisselen.
ICT-leveranciers warm maken
De partijen die samenwerken in PROVES hebben afgelopen week weer een meeting met ICT-leveranciers gehad om te inventariseren welke rol zij kunnen spelen in de proof-of-concepts. Een deel van de door MedMij gewenste functies is nu in een mogelijk bruikbare vorm al aanwezig in software. Zo zijn er al talloze softwareaanbieders die portalen of apps bieden waarmee patiënten hun dossier kunnen inzien. Het LSP, Vecozo en private partijen als Zorgdomein en VANAD Enovation zijn bestaande voorbeelden van landelijke schakelpunten en digitale adresboeken. Het aantal apps waarmee burgers op een smartphone gezondheidsgegevens kan bijhouden loopt inmiddels in de honderden, enkele tientallen daarvan hebben ambities voor een volwaardige persoonlijke gezondheidsomgeving. De uitdaging is om al die aanbieders volgens de MedMij regels te laten samenwerken.
De injectie van drie miljoen voor PROVES is een tijdelijke geldbron voor een prototype, maar hoe de financiering en verdienmodellen voor persoonlijke gezondheidsomgevingen eruit gaan zien is nu niet te voorspellen. MedMij publiceerde vorige maand een document met denkrichtingen voor de stimulering en uiteindelijk structurele financiering van persoonlijke gezondheidsomgevingen. Kernvraag daarin blijft: wie gaat waarvoor betalen? Daarin zijn ruwweg twee uitersten. Is het aanbieden van persoonlijke gezondheidsomgevingen en de invoering van benodigde gemeenschappelijke voorzieningen voor uitwisseling iets dat collectief door overheid en/of verzekeraars moet worden gefinancierd? Of zijn er genoeg slimme verdienmodellen te bedenken om het (deels) aan de markt over te laten?
Impulsfinanciering moet dode punt overwinnen
MedMij is er nog niet uit, maar adviseert de overheid wel om in 2018 in ieder geval een tijdelijke financiering uit te werken. De handreiking spreekt over een impulsfinanciering, bedoeld om zorg ICT-leveranciers en aanbieders van persoonlijke gezondheidsomgevingen met een financiële prikkel over een dood punt heen te helpen.
De financiële stimulans zou aanbieders van apps of online omgevingen waarin mensen gezondheidsgegevens kunnen verzamelen over de brug kunnen helpen om hun software conform de technische en juridische richtlijnen te laten werken die MedMij aan het ontwikkelen is. Aanbieders worden daar nu in geremd, omdat ze nog niet weten of de markt groot genoeg is en wie uiteindelijk zal gaan betalen voor de uitwisseling en het gebruik van persoonlijke gezondheidsgegevens.
Een medicatie-overzicht bijhouden via je smartphone?
MedMij ziet ook brood in een financiële prikkel voor de makers van elektronische patiëntendossiers voor huisartsen, ziekenhuizen, GGZ en andere sectoren. Die moeten worden overgehaald om toe te treden tot het MedMij afsprakenstelsel en daarvoor aanpassingen in hun software en mogelijk zelfs verdienmodellen door te voeren. Immers: die leveranciers bieden de inzage door burgers in hun zorgdossiers nu als een commercieel product, bijvoorbeeld als portaal dat huisartsen aan hun patiënten kunnen aanbieden. Huisartsen betalen daar nu aanzienlijke licentiekosten voor aan ICT-leveranciers, net als ziekenhuizen.
Subsidieprogramma's voor zorgaanbieders lopen al
In de handreiking over financiering wordt voorlopig niet uitgegaan van een impuls voor de zorgaanbieders zelf. Voor de ziekenhuizen loopt er inmiddels al een ander omvangrijk programma van in totaal 105 miljoen euro (VIPP) waarin deelnemende ziekenhuizen subsidie kunnen ontvangen wanneer ze volgens de MedMij standaarden werken. Een dergelijk programma gaat ook voor de GGZ van start in 2018.
Voor zorgaanbieders in de eerste lijn, zoals huisartsen en fysiotherapeuten, is er nog geen stimuleringsprogramma om zorgaanbieders financieel te ondersteunen wanneer ze investeren in het MedMij gedachtegoed. Twee grote softwareleveranciers in deze sector lieten onlangs weten om meer volgens de MedMij afspraken te willen gaan samenwerken, en daarnaast speelt mee dat alle zorgaanbieders vanaf 2020 volgens nieuwe wetgeving verplicht zijn om hun patiënten digitaal toegang te geven tot hun dossier. Wettelijk gezien hoeft dat echter niet volgens de MedMij afspraken, maar Europese regelgeving voor zogeheten data-portabiliteit vraagt van de zorgaanbieders meer dan een huis-tuin-en-keuken PDF. De zorgconsument moet de gegevens in een gestructureerde en voor computers gemakkelijk leesbare vorm aangeboden krijgen.
Eerstelijn komt er nog bekaaid vanaf
De artsenkoepels LHV en NHG zijn al enige tijd in overleg met het ministerie van VWS om te onderzoeken of er ook voor de eerste lijn geen stimuleringsprogramma op tafel kan komen. Het idee daarachter is dat zorgaanbieders door het invoeren de MedMij afspraken in hun software en werkwijze extra moeten investeren in de eigen organisatie om een persoonlijke gezondheidsomgeving te kunnen inzetten. Bijvoorbeeld door patiënten te wijzen op een digitaal portaal tijdens het consult of bij de receptie in de wachtkamer. Daar zou volgens de koepels een redelijke vergoeding tegenover mogen staan, net zoals bij ziekenhuizen het geval is.
MedMij wil in ieder geval op korte termijn tastbare resultaten uit de PROVES programma kunnen halen. Een voorbeeldtoepassing zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat je via de prototype-omgeving die nu wordt gebouwd, met een persoonlijke gezondheidsapp via het Landelijk Schakelpunt je medicatiegegevens bij een apotheek zou kunnen opvragen. Zelfs in dit beperkte scenario komen alle aspecten van de afspraken die nodig zijn aan de orde: de technische koppelingen, de digitale goedkeuring van de patiënt voor inzage, een centraal adresregister voor deelnemende partijen, juridische aspecten en het (her)gebruik van systemen die nu al in bedrijf zijn.
De definitieve vorm van het proof-of-concept wordt in de komende maanden vastgesteld, maar de verzekeraars voorzien in een oplevering van het eindresultaat eind 2018.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!