Prinsjesdag was dit jaar volgens velen een plichtmatige bijeenkomst die we beter hadden kunnen overslaan. Maar niets was minder waar als het gaat om eHealth in de geestelijke gezondheidszorg. In de Rijksbegroting staat namelijk verrassend genoeg voor de komende jaren een aanzienlijk bedrag van 25 miljoen euro opgenomen om te investeren in informatievoorziening. Hierbij wordt expliciet de verbeterde uitwisseling tussen zorgverleners en hun patiënt en zorgverleners onderling vermeld. Dit alles om de druk op de ggz, lees wachtlijsten, te verminderen. Er wordt zelfs gesproken over een VIPP-traject voor de ggz.
VIPP is het versnellingsprogramma dat de algemene ziekenhuizen subsidieert om de patiënt inzicht te geven in zijn eigen dossier en het medicatieproces te digitaliseren. Dat zou betekenen dat het portalencircus dat zich nu afspeelt in de algemene ziekenhuizen verder trekt naar de geestelijke gezondheidszorg. Als we even door onze oogharen kijken betekent dit dat elke ggz-cliënt binnen een aantal jaren toegang heeft tot zijn basisdossier, online afspraken kan maken en herhaalrecepten kan aanvragen. En als we hierbij de uniforme vastlegging van gegevens optellen, een van de voorwaarden van het VIPP-programma in de ziekenhuizen, wordt ook de gegevensoverdracht tussen ggz-zorgverleners gestimuleerd. Mijn afdronk bij deze ontwikkeling: na tien jaar worstelen met online behandelplatformen investeren we eindelijk in waar de behoefte ligt van de cliënt: toegang tot digitale gemaksdiensten.
Blind voor wat de ggz-cliënt echt wil: gemaksdiensten
De ggz is koploper als het gaat om de ontwikkeling van eHealth toepassingen. Elke grote ggz-instelling heeft de beschikking over een online behandelplatform en ongeveer de helft van alle behandelaren kan hierop inloggen. Het rendement van deze dure platformen voor informatie, educatie en communicatie is echter veel te laag. Minder dan 10% van de cliënten maakt er actief gebruik van. En dat terwijl de koploper-instellingen al ruim zeven jaar proberen om het platform te implementeren.
Het rendement van de online ggz-platformen is veel te laag
Er ligt bij het implementeren van deze platformen een grote nadruk op het gebruik van behandelmodules, die onderdelen van de behandeling zoals psycho-educatie vervangen voor digitale zelfzorg. Het gevolg hiervan is dat de rol van de behandelaar verandert. Hij of zij moet ineens de behandeling gaan afstemmen met de inhoud van de modules en educatie die ‘in het platform zit’. Ideaal gesproken zou je het behandeltraject opnieuw ontwerpen en de inhoud van de face-to-face sessies herzien. Dat is erg taai en wordt door instellingen vrijwel niet opgepakt. Ook werkafspraken over het gebruik van het online platform ontbreken. Tel daarbij de gebrekkige digivaardigheden van de behandelaar op en je hebt je als instelling voor een reusachtige implementatie-uitdaging geplaatst.
Tariefpolitiek
In mijn beleving zijn we gestart met de moeilijkste eHealth operatie die we kunnen verzinnen. Daarbij hebben ook de verzekeraars actief tariefpolitiek gevoerd vanuit de belofte dat de platformen de behandelkosten zouden drukken. Er ontstond dus een financiële prikkel, waarbij een deel van de bestuurders niet vanuit visie redeneerde maar vanuit het adagium ‘de verzekeraar vraagt dit nou eenmaal, we hebben geen keus’. Het is alsof je een peuter je autosleutels overhandigt en zegt dat hij binnen een jaar moet kunnen rijden. Direct beginnen met de meest complexe digitale zorg die nog niet aansluit bij de belevingswereld en vaardigheden van de behandelaar en de cliënt.
Alsof we blind waren voor het laaghangende fruit. Want als je de eHealth monitor erop naslaat, wordt het heel duidelijk. Burgers en cliënten willen gemak. Niet onnodig reizen, maar lekker contact op afstand voor eenvoudige consulten. Inzage in hun eigen gegevens om deze aan te vullen en te gebruiken voor contact met andere zorgverleners. En denk ook aan het vermijden van lang wachten aan de telefoon voor het maken van een afspraak of het eenvoudig digitaal kunnen bestellen van medicatie. Burgers willen digitale zorg die voor hen iets oplevert. En dat zijn we in de ggz al jaren vergeten, getuige het feit dat deze gemaksdiensten nog vrijwel nergens gemeengoed zijn.
Spanningsveld van dossierinzage in de ggz
Ervaringsdeskundige Jasper Wagteveld gaf het in 2015 al heel duidelijk aan in een interview dat ik met hem hield: "In de instelling waar ik cliënt ben, staat er zes weken voor inzage van mijn dossier. Dan ben je mij helemaal kwijt! Bij banken, ook heel privacygevoelige informatie, kan ik het real-time inzien, maar als het over mijn gezondheid gaat, kan ik niks. We moeten toe naar een persoonlijke gezondheidsomgeving waarbij je als cliënt bepaalt wie er toegang krijgt tot jouw persoonlijke dossier."
Inmiddels zijn we op een punt dat MedMij een standaard ontwikkelt voor uitwisseling met een persoonlijke gezondheidsomgeving en wordt er steeds meer invulling gegeven aan dit toekomstbeeld. In de ggz is dossierinzage altijd omgeven met moeilijke opvattingen over cliënten die niet wilsbekwaam zijn. Mensen met wanen die hun dossier willen wissen of niemand toegang willen geven, dossieraantekeningen die niet geschikt zijn voor cliënten om te lezen. Er wordt in dit soort discussies nog altijd veel over de cliënt gesproken in plaats van met de cliënt.
Discussies over dossierinzage gaan altijd direct over cliënten die niet wilsbekwaam zijn
In een minderheid van gevallen, is het terecht om terughoudend te zijn met het delen van alle informatie. Maar dit zou tot de vraag moeten leiden hoe je met deze groep omgaat, in plaats van stil te zitten. Je kunt persoonlijke notities maken die de cliënt niet ziet, je kunt bepaalde onderdelen mogelijk niet publiceren als dat schadelijk is voor de cliënt. Maar laten we vooral niet vergeten dat heel veel cliënten baat hebben bij dossierinzage. Hiermee ontstaat meer betrokkenheid en neemt de kwaliteit van het dossier toe.
Met de komst van een VIPP-programma voor de ggz zal deze discussie opnieuw oplaaien als je instellingsbreed dossierinzage gaat invoeren. Als de euro’s rinkelen en worden verbonden aan concrete doelstellingen, zijn we zeker in staat om hier oplossingen voor te vinden. Dan lukt het vast een stuk beter om de cliënt centraal te stellen en eindelijk digitale zorg voor de cliënt te laten werken.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!