Dat de uitkomst van bijna elk onderzoek in ieders straatje past pas bleek vorige week weer goed uit de koppen in de Amerikaanse media. Twee derde van de patiënten heeft twijfels over videoconsults; dat was de strekking van de berichtgeving in veel medische vakmedia. In de digital health publicaties was het glas half vol: meer dan een derde van de patiënten zou nu al een videoconsult willen gebruiken.
In beide gevallen gaat het om hetzelfde onderzoek: Do Patients Trust Telemedicine van de Amerikaanse marktonderzoeker TechnologyAdvice. Dat is overigens geen wetenschappelijke club, maar een commerciële onderzoeker die ten behoeve van klanten research uitvoert.
Het onderzoek werd afgelopen juni gehouden onder vijfhonderd Amerikanen van achttien jaar en ouder met behulp van Google Consumer Insights, een online enqueteservice van Google. Het is een actueel onderwerp, want zeker na de geslaagde beursgang van aanbieder Teladoc staan videoconsults volop in de belangstelling. Die 500 respondenten lijkt misschien niet veel, maar het is meer het dan aantal ondervraagden waar wetenschappelijke onderzoekers hun eHealth artikelen soms op baseren.
Voelt u zich er comfortabel bij?
De onderzoekers keken eerst naar de houding van de ondervraagden: hoe kijken zij tegen het gebruik van virtuele afspraken aan? Zo’n 45 procent blijkt zich min of meer comfortabel te voelen bij het idee om de dokter via de computer of smartphone te spreken. De tegenstanders zijn overigens wel wat stelliger in hun antwoord, want ruim één derde geeft aan zich very uncomfortable te voelen bij dit idee.
Die cijfers wijken overigens niet zo heel veel af van de uitkomst van een recente studie in het Amerikaanse vakblad Telemedicine en eHealth. Die onderzoekers kwamen tot de conclusie dat 43 procent van een representatieve groep consumenten zich ronduit uncomfortable voelt bij online consults.
De grote vraag is natuurlijk hoe dit zich vertaalt in gedrag. Hoeveel van de ondervraagden zien zichzelf op korte termijn daadwerkelijk een afspraak maken voor een consult op afstand met hun zorgaanbieder. Bijna twee derde (64,6 procent) ziet dit niet gebeuren. Bijna een kwart vindt het somewhat likely, en 12 procent gaat ervan uit dat ze zeer waarschijnlijk een virtuele afspraak zullen gaan maken.
Wat zegt de Nictiz eHealth Monitor 2014?
Zijn er in Nederland vergelijkbare cijfers bekend? De jaarlijkse Nictiz eHealth Monitor 2015 komt pas in oktober uit, dus hier moeten we het doen met de cijfers van vorig jaar. Hoewel Nictiz de vraag anders formuleerde, kun je uit de onderstaande tabel wel wat informatie halen over de houding van de Nederlandse consument.
Eén op de vijf ondervraagden (toevallig ook zo’n 500 in totaal) gaf aan wel gebruik te willen maken van een videoconsult met de huisarts. Daar staat dan wel 48 procent tegenover die aangeeft er geen behoefte aan te hebben, terwijl een derde van de ondervraagden het niet weet. Dat levert dus een vergelijkbaar beeld op: een voorhoede zou wel willen, maar een meerderheid kijkt de kat uit de boom of is ronduit tegen.
Maar vertrouw ik zo’n virtuele diagnose?
Driekwart van de Amerikaanse ondervraagden gaf aan een virtuele diagnose niet of minder te vertrouwen dan een diagnose van een arts die voor hen zit, maar er is dus ook een aanzienlijk deel van de ondervraagden die zo’n diagnose-op-afstand net zo veel vertrouwt als diagnose bij een fysiek bezoek. Die resultaten volgen natuurlijk deels uit de eerdere vragen.
Wanneer een derde aangeeft mogelijk gebruik te gaan maken van een virtueel consult, dan kun je op je vingers narekenen dat ze er ook wel enigszins vertrouwen in hebben. En omgekeerd: de grote groep die zegt zich er niet comfortabel bij te voelen zal dus hoogstwaarschijnlijk ook een negatieve houding hebben ten opzichte van een diagnose via een pc, tablet of smartphone.
Jongeren zijn positiever
Hoe ouder de ondervraagden, hoe negatiever hun houding ten opzichte van virtuele diagnoses. Dat lijkt een uitkomst, hoewel de onderzoekers waarschuwen dat de geringe aantallen ondervraagden per leeftijdscategorie geen statistisch betrouwbare steekproef opleveren. Toch komt het beeld uit de volgende grafiek overeen met wat gezond verstand je vertelt:
Met name digital natives (zeg maar iedereen onder de 30) zijn zo vertrouwd met het gebruik van digitale media in hun dagelijks leven dat een videoconsult met de huisarts niet meer dan logisch is. Zij zijn ook gevoeliger voor de voordelen: minder wachttijd, geen bezoek naar de dokter en gemakkelijker in te passen in je eigen agenda.
Goede artikel! Dank. Interessant om te zien of de beleving van consumenten verandert als zij kunnen kiezen voor chat of audio contact i.p.v. videoconsultatie. Zo zweert Sherpaa Health bijvoorbeeld dat textchat laagdrempeliger werkt dan videoconsultatie. Binnen ons eigen online fysiotherapie dienst, Fysio24 zien wij (ook bij digital natives) dat textchat geprefereerd wordt boven video en audio contact. Het wordt ervaren als sneller, directer, makkelijker en zelfs persoonlijker. Pas als eenmaal een hechte relatie is opgebouwd zijn mensen sneller bereid om even te (video)bellen.
Hi Janno, interessant om je reactie te lezen! Ik las zojuist ook het andere artikel waarin Sherpaa wordt benoemt. Zelf ben ik bezig met de ontwikkeling van een beveiligde mobiele messenger voor de zorg. Ik ben zoekende om de businesscase rond te krijgen. Ik ben erg benieuwd naar de situatie waarin jij messaging inzet voor je consuls en wat voor messaging je gebruikt. Per mail ben ik bereikbaar op: bart.van.den.bogaard@topicus.nl
Dag Janno, herkenbaar wat je signaleert, ook binnen de online psychosociale hulpverlening. Van de vormen van online contact lijkt een videoconsult het meest op face-to-face contact. Het werken met video heeft m.i. vooral een efficiency-voordeel: patiënt en professional hoeven geen fysieke afspraak te maken. Er kan zorg op afstand plaatsvinden. Mijn ervaring is dat een videoconsult door patiënten echter bijna net zo hoogdrempelig ervaren wordt als een face-to-face consult. Je ziet de zorgverlener immers nog steeds (ook al is het via je scherm), en vice versa. Het is 'net echt'. Bij een chat of e-mailcontact daarentegen ervaart de patiënt een afstand tot de zorgverlener die de laagdrempeligheid juist ten goede komt. Je ziet en hoort elkaar niet en je communiceert tekstueel. Die afstand zorgt ervoor dat mensen sneller to the point komen en eerder dan face-to-face bereid zijn om gevoelige of schaamtevolle zaken te bespreken. En inderdaad, zoals je schrijft, wordt daardoor veel gemakkelijker dan via videocontact, een vertrouwensrelatie opgebouwd. De patiënt voelt zich anoniemer en durft meer zichzelf te zijn. Hij wordt niet 'gehinderd' door de ervaren status / autoriteit van de zorgverlener, waardoor sneller een ervaring van gelijkwaardigheid ontstaat. Bovendien helpt het schrijven onder andere bij het structureren en expliciteren van een hulpvraag. Dit alles zorgt voor een andere beleving bij de patiënt. Deze gedraagt zich in e-mail en chatcontact dan ook anders dan tijdens videoconsults en face-to-face contact. Iets waar zorgverleners vaak flink aan moeten wennen, die andere dynamiek.
Hallo Myriam,
Dank voor je reactie. Erg interessant om te lezen! Helemaal mee eens dat de rollen en dynamiek tussen patient/zorgverlener ingrijpend verandert afhankelijk van de medium. Heeft videoconsultatie ergens binnen het spectrum van ehealth een toegevoegde waarde volgens jou (m.u.v. diensten waar visuele controle noodzakelijk is)?