In de serie eHealth op de werkvloer spreekt SmartHealth met zorgprofessionals die dagelijks te maken hebben met eHealth toepassingen. Veel van die technologische innovaties betekenen op papier efficiënter werken, kwaliteitsverbetering of kostenverlaging. Maar in de praktijk zijn er vaak genoeg obstakels te overwinnen. Een kwestie van tussen droom en daad? Deze week: Bart van Pinxteren, huisarts en mede-eigenaar van groepspraktijk Huisartsen Oog in Al in Utrecht.
Drie dagen in de week werkt van Pinxteren als huisarts, twee dagen in de week besteedt hij aan eHealth. Al lopen die twee werkzaamheden in de praktijk toch wat door elkaar. Het implementeren van een patiëntportaal, zelfmeet apparatuur uittesten, het oprichten van een expertgroep, een ICT-informatie site voor huisartsen: Bart van Pinxteren zit niet stil als het om eHealth gaat.
Het e-consult komt lastig op gang
Maar hoe staat het ervoor in zijn eigen praktijk? Wat gebeurt er daar al met eHealth? “Te weinig, moet ik eerlijk bekennen. We doen ons best. We zijn al een jaar of acht geleden begonnen met e-consulten, maar dat is van twee kanten uit best lastig om te implementeren.
"E-consult is in de praktijk best lastig om te implementeren"
Enerzijds aan de dokterskant: de vrijstaande e-consult applicatie is tamelijk bewerkelijk. Het vraagt van medewerkers dat ze attent zijn op het ontvangen van een email-alert, zien dat de patiënt een vraag heeft gesteld, dan in een ander systeem inloggen, die informatie plakken en knippen in het dossier en dat allemaal buiten de normale, toch al drukke werkflow, om. Aan de andere kant wisten patiënten het ook maar mondjesmaat te vinden. Onze praktijk telt ruim 10.000 patiënten, maar voor een e-consult komen er maar zo’n vijf of zes per week. Ik had zelfs het idee dat alleen de patiënten die we er in de spreekkamer op wezen gebruik maakten van die service, 'in het wild' gebeurt het niet zoveel.”
Maar daar gaat verandering in komen, hoopt Van Pinxteren. “We zijn bezig om eHealth meer in de praktijk en ons huisartseninformatie-systeem (HIS) te integreren en het zo naar een hoger niveau te brengen. We zijn net vorig week met PAZIO aan de slag gegaan, een platform voor portalen. Patiënten loggen eenmalig in en kunnen vervolgens bij al hun zorgverleners terecht, dus ook bijvoorbeeld het portaal van de fysiotherapeut, het ziekenhuis of het huisartsenlab.” Voorheen werkte PAZIO nog maar met één HIS, maar dat was een HIS waar in de praktijk van Van Pinxteren niet mee gewerkt werd. Inmiddels is ook ‘hun’ ICT-systeem gekoppeld en is het platform klaar voor gebruik. “Via een knop op onze eigen site kunnen patiënten zich straks bij dat platform aanmelden en gebruik maken van het huisartsenportaal voor e-consults, herhaalrecepten aanvragen en het online maken van afspraken. En dat alles met een directe koppeling met ons HIS, zodat wij als huisarts niet allerlei extra acties hoeven te ondernemen. Als ik het dossier van een patient geopend heb, kan ik via mijn ICT-systeem antwoord geven op de vraag die in een e-consult werd gesteld, en als ik het dossier vervolgens afsluit, wordt mijn antwoord via het portaal automatisch naar de patiënt gestuurd.”
Niet vraag- maar innovatie-gedreven
De behoefte aan een dergelijk patiëntportaal ligt volgens Van Pinxteren op dit moment nog niet bij de patiënten (“ik kan niet zeggen dat onze patienten die vraag hebben getriggerd”), maar ook niet per se bij de huisartsen. “Een paar voorlopers hebben gezegd ‘hier gaan we uiteindelijk naartoe, dan kunnen we het maar beter nu gaan invoeren’. Het patiëntenportaal is in mijn ogen meer innovatie-gedreven dan vraag-gedreven.”
De investering van Van Pinxteren in het platform is nu nog beperkt. “PAZIO, de HIS leverancier en een derde partij hebben gezamenlijk de koppeling tussen het HIS, het portaal en het platform tot stand gebracht. Wij hebben tot op heden weinig kosten hoeven maken, maar er natuurlijk wel tijd ingestoken voor onder meer overleg en het vullen van het portaal met korte berichten en disclaimers.”
Maar in de toekomst zal er waarschijnlijk meer geïnvesteerd moeten worden en daar denkt Van Pinxteren dan ook al volop over na. “We hebben wel innovatie geld beschikbaar, maar ik denk dat dit voor veel huisartsen toch wel een drempel vormt.
"Collega’s vragen zich af waarom zij zelf voor deze kosten moeten gaan opdraaien"
Collega’s vragen zich af waarom zij zelf voor deze kosten moeten gaan opdraaien. Er zijn echter wel wat opties om wat budget vrij te maken. We leggen jaarlijks een lijst met indicatoren voor aan de zorgverzekeraar. Een deel van ons tarief is hierop gebaseerd. Het gaat hierbij zowel om zorginhoudelijke punten, als om innovatie en service: je scoort op zaken als een eigen website of de mogelijkheid online afspraken te kunnen maken. Op die manier krijg je je investering dus deels terug.”
Toch biedt ook die vorm van financiering op de lange termijn geen zekerheid, meent Van Pinxteren. “Het is nu meer een innovatie-subsidie. Als dit straks reguliere zorg is, hoe gaat we dat dan betalen? Dan moet er op een andere manier budget voor komen.”
Een huisarts en geen marketeer
Over hoe hij het zorgportaal onder zijn patiënten bekend wil gaan maken, denkt Van Pinxteren nog na. “Je kunt maar één keer een goede eerste indruk maken, je wilt dat mensen het direct prettig vinden om in het portaal te werken.
"Wij zijn huisartsen, geen marketeers. Dat is een hele andere tak van sport."
Maar ik snap ook dat mensen die maar één keer in het jaar of nog minder vaak naar de huisarts komen geen zin hebben om zich helemaal te verdiepen in zo’n portaal. Terwijl de mensen die wij wel een stuk vaker zien vaak ook kwetsbaarder zijn en misschien (niet meer) zo behendig zijn met computers en zo’n online portaal. Dus dat levert wel wat vragen op. Alleen: wij zijn huisartsen, geen marketeers. Dat is een hele andere tak van sport. Van PR en marketing hebben wij geen kaas gegeten. Gelukkig onderkent PAZIO ook het belang van een goed doordacht implementatietraject en ondersteunen zij ons hierbij. We hebben nu bedacht om met tien patiënten te beginnen, waarvan ik denk dat ze het portaal leuk vinden en er wel voor open staan. Daarna gaan we het langzaam verder uitrollen.”
Gebeurt er in de groepspraktijk al iets met zelfmanagement? “Ook nog te weinig. We doen wel testen met een kleine groep diabetespatiënten rondom het bevorderen van zelfmanagement, maar er komen nog nauwelijks patiënten langs met hun eigen meetresultaten. Wij raden het ook maar mondjesmaat aan, het staat echt nog in de kinderschoenen.”
Een berg data
Zou hij wel iets kunnen met bijvoorbeeld met Withings meetresultaten van een patiënt? “Dat vind ik lastig. Ik ben een patiëntgerichte dokter: als mensen het zelf prettig vinden om op die manier met hun gezondheid bezig te zijn dan vind ik dat prima.
"Ik ben nog niet zover dat ik mensen actief stimuleer en ze dingen aanbeveel"
Dan zal ik met ze mee denken en uitzoeken wat ze er mee moeten en kunnen doen. Maar patiënten actief stimuleren en ze dingen aanbevelen, zo ver ben ik nog niet. Daarvoor moeten we er toch nog meer kennis over ontwikkelen, dan pas kunnen we zien wat de eventuele voordelen zijn. Een mooi voorbeeld van een zelfmeting die wel voet aan de grond krijgt is de bloeddruk. We weten inmiddels dat die bloeddruk in de spreekkamer haast per definitie hoger is dan wat er thuis gemeten wordt en toch bleven we ons voorheen blind staren op die spreekkamermeting. Inmiddels weten we dat men met gepaste, geavanceerde meetapparatuur thuis ook adequaat kan meten.”
Health Mate, het dashboard van Withings waarop alle gezondheidsdata van een gebruiker verzamelt wordt
Toch is de regie van de patiënt ook daarbij nog beperkt. “Zij dragen twee weken lang een kastje bij zich om het hartritme te monitoren, maar hebben tussentijds geen inzicht in hun meetwaarden. Die bespreken we pas als ze weer bij mij in de spreekkamer zitten.” Toch denkt Van Pinxteren dat zelfmanagement veel invloed op de zorg zal gaan hebben op termijn. “Meer autonomie en regie bij de patiënt gaat de zorg minder overbelasten. Maar je ziet dat er tussentijds een berg data vrijkomt, waarvan niemand nog goed weet wat ze ermee moeten en kunnen. Dat geldt zowel voor de patiënten als de artsen. Dus we gaan nu eerst door een periode van onrust, totdat het stof is neergedaald. Dan gaan we er de vruchten van plukken, maar dat kan nog wel een paar jaar duren.”
Aanzetten tot zinnig gebruik van eHealth
In de tussentijd wil Van Pinxteren zijn collega-huisartsen graag informeren over eHealth, hen laten zien wat er allemaal al mogelijk is en hen inspireren met mooie ICT-voorbeelden. Daarom zette hij de website eHuisartsenKompas.nl op.
"Ik had onderschat hoeveel werk het is om een website te onderhouden"
“De site is een tijdje uit de lucht geweest, ik had toch onderschat hoeveel werk het is om een website te onderhouden. Nu ben ik achter de schermen weer door aan het bouwen. Ik heb geprobeerd de verschillende vormen van eHealth te ordenen, met name vanuit de actoren: tussen dokters onderling (doorverwijzen, teleconsultatie), tussen dokters en patiënten (e-consult, afspraken maken) of voor patiënten zelf (zelfhulp, community’ s) etc. Ik wil huisartsen aanzetten tot het gebruik van eHealth. Niet omdat eHealth moet, maar omdat het op sommige momenten heel zinnig is om te gebruiken.”
Naast de informatie website, zou Van Pinxteren graag zien dat er een eHealth expert-groep voor huisartsen komt. “We zijn als huisartsen nog te weinig georganiseerd op het gebied van eHealth, we zijn meer losse dokters die er fanatiek mee bezig zijn. We hebben niet één aanspreekpunt. Ik denk dat er behoefte is aan een landelijke expert-groep, met in elke provincie of regio enkele huisartsen die aanspreekbaar willen zijn voor vragen, workshops kunnen organiseren, het onderwijs ondersteunen, meedenken over applicaties etc.”
Op je tong bijten
Van Pinxteren beschouwt het als een groot voordeel dat hij enerzijds druk bezig is met innovatie in de zorg, maar tegelijkertijd ook in de praktijk ervaart hoe dat werkt.
"Nu ik weer drie jaar verder ben in deze wereld, word ik ook wat realistischer"
“Mensen die eHealth software maken zeggen nog weleens ‘dat komt wel goed, mensen gaan hier vanzelf mee werken’. In het begin was ik ook zo naar collega’s toe: kijk deze fantastische app, daar moeten we mee gaan werken. Een tikkeltje overmoedig. Nu ik weer drie jaar verder ben in deze wereld en een netwerk heb opgebouwd, word ik ook wat realistischer. Je kunt wel als een idioot vooruit blijven lopen, maar het is wel leuk als je collega’s ook mee gaan doen. Dus moet je af en toe een beetje op je tong bijten en het praktisch houden.”
Wat een ontzettend goed stuk weer! Ik heb het voorrecht gehad een aantal huisartsen te mogen spreken voor een onderzoek. Waar ik achter kwam is dat als er, net als bij specialisten (zoals de WCN voor cardiologen heeft), een database met start-ups en innovaties was dan kon de huisarts of het gezondheidscentra (iets meer slagkracht) patienten wegwijs maken in het aanbod dat nu diffuus is. Mocht iemand dat met mij willen opzetten dan neem via Frederieke contact met me op of kom naar een Health2.0 bijeenkomst.