Goede informatievoorziening in de zorg is een uitdaging. Die is nodig voor in het zorgproces tussen zorgverlener en patiënt én om de kwaliteit van zorg te meten (kwaliteitsregistraties). De actualiteit toont de urgentie. De NVZ is kort geleden naar buiten gekomen met twee onderzoeken (van VWS en KPMG): “papierwerk artsen doorgeschoten”.
In die onderzoeken staat, zo bericht Het Financieele Dagblad, dat ziekenhuizen jaarlijks tientallen miljoen euro’s spenderen aan registraties die de kwaliteit van de zorg inzichtelijk moeten maken. Die informatie blijkt dubbel en inefficiënt te worden vastgelegd. En ziekenhuizen komen niet toe aan het verbeteren van de zorg. Dit was juist waar die kwaliteitsregistraties voor bedoeld waren.
De onderzoeken hebben gelijk. De huidige praktijk van registratie van zorginformatie is niet op orde: het vastleggen van de zorginformatie is onvoldoende patiëntgericht. Het gevolg hiervan is voor de patiënt. Die moet bij doorverwijzing naar een (ander) ziekenhuis, opnieuw zijn of haar medische voorgeschiedenis vertellen.
Extra papierwerk
Ook is de zorginformatie onvoldoende gericht op hergebruik van dezelfde zorginformatie. Dit is van belang bij overdracht naar de huisarts of naar andere ziekenhuizen en voor het meten van kwaliteit. Gevolg hiervan is, is dat de zorgverlener deze voor kwaliteitsregistraties nodige informatie apart moet aanleveren. Die komt kennelijk niet rechtstreeks uit het zorginformatiesysteem die in het zorgproces wordt gebruikt. Dat is dus “extra (teveel) papierwerk voor de zorgverleners”, zoals de onderzoeken van VWS en KPMG schrijven.
Eenduidige zorginformatie
Belangrijk bij het goed kunnen delen en gebruiken van zorginformatie is dat de zorginformatie voor de ene zorgverlener dezelfde betekenis moet hebben als voor de andere zorgverlener. Dat noemen we ‘eenheid van taal’ of ‘eenduidige zorginformatie’. Als een patiënt een allergie heeft, moet de manier waarop de ‘ernst’ van de allergie (bijvoorbeeld ‘++’ voor een ernstige allergie) wordt weergegeven voor alle gebruikers en gebruik van deze zorginformatie dezelfde betekenis hebben.
"Belangrijk is dat zorginformatie voor de ene zorgverlener dezelfde betekenis moet hebben als voor de andere zorgverlener”
Om tot deze ‘eenheid van taal’ en ‘eenduidige zorginformatie’ te komen hebben de acht universitair medische centra (umc’s) en Nictiz de afgelopen jaren zo’n honderd ‘Zorginformatiebouwstenen’ vastgesteld in het samenwerkingsprogramma ‘Registratie aan de bron’.
Een Zorginformatiebouwsteen omvat afspraken over een (medisch) concept, zoals een diagnose of een verrichting. Die bestaan uit een aantal elementen. Zo is afgesproken dat bij het concept ‘diagnose’ ook behoort de datum waarop deze is vastgesteld, de zorgverlener die de diagnose heeft vastgesteld en de status van de diagnose. Behalve medische Zorginformatiebouwstenen, zijn er ook verpleegkundige bouwstenen vastgesteld zoals ‘Mobiliteitsbeperkingen’, en bouwstenen over tabak- en alcoholgebruik van de patiënt, behandelaanwijzingen en wilsverklaringen.
Uitdagingen
Zorginformatiebouwstenen zijn een middel om ‘eenheid van taal’ en ‘eenduidige zorginformatie’ tot stand te brengen. Maar dan moeten ze natuurlijk wel gebruikt worden. Daar liggen uitdagingen. Kort door de bocht zijn er drie belangrijke stappen: informatiestandaarden afspreken en afstemmen (Zorginformatiebouwstenen), informatiestandaarden (Zorginformatiebouwstenen) implementeren in systemen (zoals EPD’s) en het daadwerkelijk gebruik ervan door zorgverleners.
Registratielast verlagen
De laatste stap is misschien wel de belangrijkste: zorgverleners moeten immers daadwerkelijk zorginformatie gestructureerd volgens de Zorginformatiebouwstenen gaan vastleggen om meervoudig gebruik, zowel door andere zorgverleners als voor bijvoorbeeld kwaliteitsdoeleinden, mogelijk te maken. Dat gaat uiteindelijk de registratielast van de zorgverleners verlagen, en maakt bovendien het hergebruik (meervoudig gebruik) van de zorginformatie uit het zorgproces voor andere doeleinden mogelijk, zelfs als die andere doeleinden (zoals kwaliteitsinformatie) de zorginformatie net iets anders nodig heeft. Dat wil ik aan de hand van twee voorbeelden toelichten:
"Via de ‘status tabakgebruik’ kun je onder meer vastleggen ‘Patiënt rookt'”
In de Zorginformatiebouwsteen ‘Tabakgebruik’ kan je via de ‘status tabakgebruik’ onder meer vastleggen ‘Patiënt rookt’, ‘Patiënt rookt niet’ en ‘Patiënt rookt soms’. Als voor een bepaalde kwaliteitsregistratie de informatie ‘Patiënt rookt ja/nee’ voldoende is, dan zal je dus onder de noemer ‘eenheid van taal’ moeten vaststellen of het gegeven ‘Patiënt rookt soms’ valt in de categorie ‘Patiënt rookt’ of in ‘Patiënt rookt niet’. Dat heeft vooral te maken met definities. In de huidige praktijk, waarbij specifieke gegevens, in dit geval het tabakgebruik van de patiënt, apart, alleen voor dat specifieke doel wordt verzameld, blijven deze ‘eenheid van taal’ kwesties veelal onzichtbaar. Dat komt de kwaliteit van de informatie niet ten goede.
In de Zorginformatiebouwsteen ‘Mobiliteit’ wordt allerlei informatie vastgelegd over de mobiliteit van de patiënt
Ander voorbeeld: in de Zorginformatiebouwsteen ‘Mobiliteit’ wordt allerlei informatie vastgelegd over de mobiliteit van de patiënt. Hieronder wordt verstaan de mogelijkheden en eventuele beperkingen rond lopen, staan, zitten en dergelijke. Van deze informatie kan ook andere informatie worden afgeleid: als de patiënt niet kan lopen en in een rolstoel zit, dan hoef je niet apart vast te leggen of de patiënt wel of niet kan trap lopen: dat is afleidbaar.
Hergebruik van zorginformatie
Zorginformatiebouwstenen zijn een belangrijk middel om hergebruik en meervoudig gebruik van zorginformatie mogelijk te maken, door de ‘eenheid van taal’ die ze afdwingen. Daardoor leveren ze een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van “doorgeschoten papierwerk voor artsen”.
Fred Smeele, senior projectleider, is verantwoordelijk voor 'Registratie aan de Bron'. Dit is een samenwerkingsproject van de acht Universitair Medische entra (UMC’s) en Nictiz met het doel om via zorgbouwstenen tot eenduidige zorginformatie te komen. Ook is Fred initiatiefnemer van de kennisplatformen iZiekenhuis en iGGZ en coördinator van de ontwikkeling van de referentiedomeinenmodellen RDZ (ziekenhuizen) en RDG (GGZ).
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!